-
1 give up
1) to stop, abandon:يَتَخَلّى عن، يُقْلِع عَن، يَتَنازَل عَنThey gave up the search.
2) to stop using etc:يَتَوَقَّف عَنI won't give up all my hobbies for you.
3) to hand over (eg oneself or something that one has) to someone else.يُسَلِّم نفْسَه إلى4) to devote (time etc) to doing something:يُكَرِّسُHe gave up all his time to gardening.
5) ( often with as or for) to consider (a person, thing etc) to be:يَعْتَبِرYou took so long to arrive that we had almost given you up (for lost).
-
2 tijd
1 [als ononderbroken eenheid; tijdsduur] time2 [tijdstip; juiste/geschikte moment] time5 [taalkunde] tense♦voorbeelden:in de helft van de tijd • in half the timein een jaar tijd • (with)in a yearna bepaalde tijd • after some/a time, eventuallygeruime tijd • a considerable time, a good whilede hele tijd • all the time, the whole timeeen hele tijd geleden • quite a while agohet is hoog tijd om te vertrekken • it's high time we leften dat is hoog tijd ook! • and about time too!het is de hoogste tijd! • 〈 in kroeg〉 time, (gentlemen,) please!een tijd lang • for a while/timeik heb haar lange tijd niet gezien • I haven't seen her for/in ages/quite a whileeen lange/korte tijd duren • last a long/short timevoor onbepaalde tijd • indefinitely, for an indefinite periodsedert onheuglijke tijden • since time immemorial〈 sport〉 een scherpe tijd neerzetten • record/run a fast timevrije tijd • spare/free time, time off, leisure (time)waar blijft de tijd? • where's the time gone (to)?het zal mijn tijd wel duren • I won't be around to see ithet duurde een tijdje voor ze eraan gewend was • it was/took a while before/until she got used to itik ben niet aan tijd gebonden • I'm not pressed for timeik geef je vijf seconden de tijd • I'm giving you five secondsje moet jezelf de tijd geven • take your timeiemand de tijd geven/gunnen • give someone timezich de tijd niet gunnen (om) • not take the time (to)heb je even tijd? • have you got a moment/a sec?die tijd heb ik gehad • I'm past that now, I've been through thatgeen/genoeg tijd hebben om … • have no/enough time to …tijd genoeg hebben • have plenty of/enough timede tijd hebben • have timewe hebben hem een tijd niet gezien • we haven't seen him for a/some while/some timewe hebben de tijd aan onszelf • our time is our ownweinig tijd hebben • not have got much time, be pressed for timeje hebt nog 14 dagen de tijd • you've got 14 days lefttijd kosten • take timeals je geen tijd hebt, maak je maar tijd • if you haven't got time, make timede tijd nemen voor iets • take one's time about/over somethingtijd opnemen • record the timeer is geen tijd te verliezen • there's no time to lose/to be lostde tijd verstrijkt • time passesdat was me nog eens een tijd! • what a time that was!, those were the days!mijn tijd zit erop • ±I've done my stintin de baas zijn tijd • during/on the boss's timeuw tijd is om • your time is upbinnen afzienbare tijd • within the foreseeable futurebinnen niet al te lange tijd • (with)in the not too distant future, before (too) longbinnen de kortst mogelijke tijd • in (next to) no timehet heeft in tijden niet zo geregend • it hasn't rained like this for agesmet de tijd breidde de hongersnood zich uit • as time went on the famine spreaddit zal met de tijd wel beter gaan • it'll probably get better in timemet zijn tijd geen raad weten • have time on one's handsna korte tijd lukte het ons om … • we soon managed to …sinds enige tijd • for some time (past)een tijd van 11 seconden • a time of 11 secondshet is maar voor korte tijd • it's only for a short whilevoor de tijd van • for a period ofvorig jaar om dezelfde tijd • (at) the same time last yearde plaatselijke tijd • local timede tijd is rijp om … • the time is ripe to …heeft u de tijd ? • have you got the time?'t is allang tijd geweest • it's long past/ 〈 informeel〉way past/way over timeals de tijd daar is • when the time/day comesde tijd verdrijven/korten/doden • kill timeeindelijk! het werd tijd • at last! it was about time (too)!het wordt tijd dat … • it is (high) time that …〈 pregnant〉 het wordt mijn tijd • I must be off, it's time for me to gobij tijd en wijle • now and again/thenmorgen/gisteren om deze tijd • (about/ Aaround) this time tomorrow/yesterdaytijd om te eten/te slapen • time to eat/to go to bedop vaste tijden • at set/fixed timesnet op tijd • just in timeop tijd • in time 〈om iets te doen/voorkomen〉; on time 〈 volgens een bepaald tijdschema, afspraak e.d.〉de bussen lopen precies op tijd • the buses run to/on time/scheduleruim op tijd • with plenty of time to spareop tijd naar bed gaan • not go to bed latezij is over tijd • she's late with her period, her period's late/overduerond die tijd • around then/that timesinds korte tijd • recently, latelyte allen tijde • at all timeste zijner tijd • in due course, when appropriatetegen die tijd • by that time, by thenten tijde van hun huwelijk • at the time of their marriageten tijde van Hendrik VIII • in the days/time/age of Henry VIIIvan tijd tot tijd • from time to timevan die tijd af • from that time (on/onward(s), (ever), since (that time)een tijd van komen en een tijd van gaan • ±nothing lasts foreverwarm voor de tijd van het jaar • warm for the/this time of yearsterven voor zijn tijd • die before one's time/prematurelyje moet de eerste tijd nog rustig aandoen • to begin with/at first you must take it easyin minder dan geen tijd • in (less than) no timeeen tijdje • a whileveel tijd in beslag nemen • take up a lot of timetijd te kort komen • run out/run short of time3 betere tijden gekend hebben • have known better times/seen better dayseen dure tijd • a time/period when the cost of living is highgoede/slechte tijden • good/bad timesde laatste tijd • lately, recentlyhij heeft een moeilijke tijd gehad • he's been through/had a hard timede goede oude tijd • the good old daysdat is allemaal verleden tijd • that's all in the past/water under the bridgezijn (beste) tijd gehad hebben • be past one's best/prime, have seen better daysdie tijd is geweest/‘voorbij’ • those days are gone/past/overer is een tijd geweest dat … • there was a time when …niet met zijn tijd meegaan • be behind the timesde tijden zijn veranderd • times have changedbij tijden • at times/intervals(goed) bij de tijd zijn • be right up to date, be on the ballin tijden van oorlog • in times of warin deze/onze tijd • in these times, nowadaysin deze tijd van het jaar • at this time of (the) yearin vroeger tijd • in earlier times/the pastmet zijn tijd meegaan • keep up with/move with the timesuit de tijd raken • go/get/become out of date; become outdateddie muziek is uit de tijd • that music is out of date/old-fashioneddat was voor mijn tijd • that was before my time/daydat was voor die tijd heel ongebruikelijk • in/for those days it was most unusualvóór die tijd was het een klooster • it used to be/previously it was a monasteryvóór de tijd van de auto • before the era of the car5 de tegenwoordige/verleden tijd • the present/past tense〈 figuurlijk〉 dat is voltooid verleden tijd • that's over and done with, that's ancient history -
3 memeraikan
set a certain time as time off; give someone time off -
4 أمد
أمَدّ: أمْهَلَ، أجّلَto respite, grant (someone) a respite or delay, give (someone) time; to delay, postpone, put off -
5 مادى
مادَى: أمْهَلَto respite, grant (someone) a respite or delay, give (someone) time -
6 مد
مَدّ: أمْهَلَto respite, grant (someone) a respite or delay, give (someone) time -
7 jemandem Zeit lassen
ausdr.to give someone time expr. -
8 أمهل
أمْهَلَto give (someone) time; to respite, grant a respite or delay to -
9 طول له
طَوّلَ لَهُ: أمْهَلَهُto give (someone) time; to respite, grant a respite or delay to -
10 iemand de tijd geven/gunnen
iemand de tijd geven/gunnenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand de tijd geven/gunnen
-
11 tal
adj.1 such (semejante, tan grande).¡jamás se vio cosa tal! you've never seen such a thing!lo dijo con tal seguridad que… he said it with such conviction that…su miedo era tal o tal era su miedo que… so great o such was her fear that…, she was so afraid that…en tal caso in such a casedijo cosas tales como… he said things like…2 such and such.a tal hora at such and such a timepron.such a thing (alguna cosa).* * *► adjetivo1 (semejante) such2 (tan grande) such, so■ tal es su ignorancia que... he is so ignorant that...3 (cosa sin especificar) such and such4 (persona sin especificar) someone called, a certain1 (alguno - cosa) such a thing, something; (- persona) someone, somebody► adverbio1 (así) in such a way, so■ tal me contestó que no supe cómo reaccionar he answered in such a way that I didn't know how to react■ tal estaban de cansados que se fueron a dormir en seguida they were so tired that they went straight to bed\como si tal cosa as if nothing had happenedcomo tal as suchde tal manera que in such a way thatde tal palo tal astilla like father, like sonno hay tal como... there's nothing like...¿qué tal? how are things?¿qué tal...? how... ?■ ¿qué tal estuvo la fiesta? how was the party?tal cual just as it istal para cual two of a kindtal vez perhaps, maybetal y como just as, as■ tal y como veo las cosas... as I see things...y tal y cual and so on* * *1. adj.1) such2) said•- tal vez2. adv.so, thus3. pron.1) such a one2) such a thing* * *1. ADJ1) [en relación con algo ya mencionado] suchnunca he hecho tal cosa — I never did any such thing o anything of the sort
hace diez años, tal día como hoy — on the same day ten years ago, ten years ago today
cosa 4), palo 1)el tal cura resultó estar casado — this priest (we were talking about) o pey this priest person turned out to be married
2) [indicando extrañeza o exageración] suchcon tal atrevimiento — with such a cheek, so cheekily
¡había tal confusión en el aeropuerto! — it was total chaos at the airport!
3) [indicando indeterminación]tal día, a tal hora — on such-and-such a day, at such-and-such a time
vivía en la calle tal, en el número cual — she lived in such-and-such a street at such-and-such a number
necesitaba un millón para tal cosa y otro millón para tal otra — he needed a million for one thing and another million for another
un tal García — one García, a man called García or something pey
2. PRON1) (=persona indeterminada)esa es una tal — pey she's a tart *
fulanoes su padre, y como tal, es responsable de su hijo — he's his father, and as such he is responsible for his son
2) (=cosa indeterminada)no haré tal — I won't do anything of the sort, I'll do no such thing
•
y tal * —había pinchos, bebidas y tal — there were snacks and drinks and things
estábamos charlando y tal, y de pronto me dio un beso — we were just chatting and so on, when suddenly he kissed me
•
tal y cual, teníamos prisa, pero entre tal y cual tardamos una hora — we were in a hurry, but between one thing and another it took us an houres muy simpática y tal y cual, pero no me gusta — she's very nice and all that, but I don't like her
me dijo que si tal y que si cual, pero no pudo convencerme — he said this, that and the other, but he wasn't able to convince me
3. ADV1) [en comparaciones]•
tal como, estaba tal como lo dejé — it was just as I had left ittal y como están las cosas, no creo que sea buena idea — as things are o given the current state of affairs, I don't think it would be a good idea
tal y como están las cosas, es mejor que nos vayamos — under the circumstances, it would be better if we left
•
tal cual, déjalo tal cual — leave it just as it istal la madre, cual la hija — like mother, like daughter
•
tal que, tomaremos algo ligero tal que una tortilla — we'll have something light such as o like an omelette2) [en preguntas]¿qué tal? — how's things?, how are you?
¿qué tal el partido? — what was the game like?, how was the game?
¿qué tal tu tío? — how's your uncle?
¿qué tal estás? — how are you?
¿qué tal estoy con este vestido? — how do I look in this dress?
¿qué tal has dormido? — how did you sleep?
¿qué tal es físicamente? — what does she look like?
¿qué tal si lo compramos? — why don't we buy it?, suppose we buy it?
3)• tal vez — perhaps, maybe
son, tal vez, las mejores canciones del disco — they are perhaps o maybe o possibly the best songs on the album
-¿crees que ganarán? -tal vez — "do you think they'll win?" - "perhaps o maybe o they may do"
4)• con tal de, hace lo que sea con tal de llamar la atención — he'll do anything to attract attention
no importa el frío con tal de ir bien abrigado — the cold doesn't matter as long as o if you're well wrapped up
•
con tal de que — provided (that), as long ascon tal de que no me engañes — provided (that) o as long as you don't deceive me
con tal de que regreséis antes de las once — provided (that) o as long as you get back before eleven
* * *I1) ( dicho) suchnunca dije tal cosa — I never said anything of the kind o such a thing
2) ( seguido de consecuencia)era tal su desesperación que... — such was his despair that...
se llevó tal disgusto que... — she was so upset (that)...
había tal cantidad de gente que... — there were so many people that...
3) ( con valor indeterminado) such-and-suchIItal día en tal lugar such-and-such a day, at such-and-such a place; llamó un tal Méndez — a Mr Méndez phoned
si quieres trato de adulto, compórtate como tal — if you want to be treated like an adult, behave like one
IIIson tal para cual — (fam) he's just as bad as she is, they're as bad as each other
1) (fam) ( en preguntas)hola ¿qué tal? — hello, how are you?
¿qué tal es Marisa? — what's Marisa like?
¿qué tal lo pasaron? — how did it go?
2) (en locs)con tal de + inf: hace cualquier cosa con tal de llamar la atención he'll do anything to get attention; con tal de no tener que volver as long as I don't have to come back; con tal (de) que + subj: con tal (de) que nadie se entere as long as no one finds out; con tal (de) que me lo devuelvas as long as o provided you give it back (to me); tal (y) como: tal (y) como están las cosas the way things are; hazlo tal (y) como te indicó do it exactly as she told you; tal cual: me lo dijo así, tal cual those were her exact words; lo dejé todo tal cual I left everything exactly as it was o just as it was; tal vez maybe; tal vez venga maybe he'll come; pensé que tal vez querrías — I thought you might want to
* * *= such.Ex. Preferential relationships generally indicate preferred terms or descriptors and distinguish such terms from non-descriptors or non-preferred terms.----* aceptar tal cual = take + Nombre + at face value, accept + Nombre + at face value.* a tal efecto = to this effect.* a tales efectos = hereto.* como si tal cosa = be right as rain, unfazed, just like that.* como tal = as such, in this capacity, qua.* con tal de que + Subjuntivo = providing (that).* con tal de que + Subjuntivo = provided (that), as long as.* copiar tal cual = lift + wholesale and unmodified.* de modo tal que = so much so that.* de tal envergadura = such that, of such magnitude.* de tal forma que + ser/estar = in such form as to + be.* de tal manera que = so that.* de tal modo que = in such a way that, so.* de tal modo que raya en lo ridículo = ridiculously.* de tal modo que + Subjuntivo = in such a way as to + Infinitivo.* de tal naturaleza = such that.* de tal palo tal astilla = a chip off the old block, like father, like son.* fulano de tal = so-and-so.* hasta tal grado que = so much so that.* hasta tal punto + Adjetivo = such a + Nombre.* hasta tal punto que = to a point where.* no existir como tal = there + be + no such thing as.* tal como = such as, such + Nombre + as, just as.* tal como es = warts and all.* tal como lo conocemos = as we know it.* tal cual = unaltered, uncritically, unmodified, unedited, warts and all, just as, like that, like this.* tal o cual = such and such.* tal que = such that.* tal vez = perhaps.* tal y como aparece = as it/they stand(s).* tal y como es/son = as it/they stand(s).* tal y como + ser = in + Posesivo + true colours.* tal y cual = such and such.* * *I1) ( dicho) suchnunca dije tal cosa — I never said anything of the kind o such a thing
2) ( seguido de consecuencia)era tal su desesperación que... — such was his despair that...
se llevó tal disgusto que... — she was so upset (that)...
había tal cantidad de gente que... — there were so many people that...
3) ( con valor indeterminado) such-and-suchIItal día en tal lugar such-and-such a day, at such-and-such a place; llamó un tal Méndez — a Mr Méndez phoned
si quieres trato de adulto, compórtate como tal — if you want to be treated like an adult, behave like one
IIIson tal para cual — (fam) he's just as bad as she is, they're as bad as each other
1) (fam) ( en preguntas)hola ¿qué tal? — hello, how are you?
¿qué tal es Marisa? — what's Marisa like?
¿qué tal lo pasaron? — how did it go?
2) (en locs)con tal de + inf: hace cualquier cosa con tal de llamar la atención he'll do anything to get attention; con tal de no tener que volver as long as I don't have to come back; con tal (de) que + subj: con tal (de) que nadie se entere as long as no one finds out; con tal (de) que me lo devuelvas as long as o provided you give it back (to me); tal (y) como: tal (y) como están las cosas the way things are; hazlo tal (y) como te indicó do it exactly as she told you; tal cual: me lo dijo así, tal cual those were her exact words; lo dejé todo tal cual I left everything exactly as it was o just as it was; tal vez maybe; tal vez venga maybe he'll come; pensé que tal vez querrías — I thought you might want to
* * *= such.Ex: Preferential relationships generally indicate preferred terms or descriptors and distinguish such terms from non-descriptors or non-preferred terms.
* aceptar tal cual = take + Nombre + at face value, accept + Nombre + at face value.* a tal efecto = to this effect.* a tales efectos = hereto.* como si tal cosa = be right as rain, unfazed, just like that.* como tal = as such, in this capacity, qua.* con tal de que + Subjuntivo = providing (that).* con tal de que + Subjuntivo = provided (that), as long as.* copiar tal cual = lift + wholesale and unmodified.* de modo tal que = so much so that.* de tal envergadura = such that, of such magnitude.* de tal forma que + ser/estar = in such form as to + be.* de tal manera que = so that.* de tal modo que = in such a way that, so.* de tal modo que raya en lo ridículo = ridiculously.* de tal modo que + Subjuntivo = in such a way as to + Infinitivo.* de tal naturaleza = such that.* de tal palo tal astilla = a chip off the old block, like father, like son.* fulano de tal = so-and-so.* hasta tal grado que = so much so that.* hasta tal punto + Adjetivo = such a + Nombre.* hasta tal punto que = to a point where.* no existir como tal = there + be + no such thing as.* tal como = such as, such + Nombre + as, just as.* tal como es = warts and all.* tal como lo conocemos = as we know it.* tal cual = unaltered, uncritically, unmodified, unedited, warts and all, just as, like that, like this.* tal o cual = such and such.* tal que = such that.* tal vez = perhaps.* tal y como aparece = as it/they stand(s).* tal y como es/son = as it/they stand(s).* tal y como + ser = in + Posesivo + true colours.* tal y cual = such and such.* * *tal1A(dicho): no existía tal tesoro, todo era fruto de su imaginación there was no such treasure, he had made it all upyo nunca he dicho tal cosa I have never said anything of the kind o anything of the sortnunca recibí tales instrucciones I never received any such instructionsB(seguido de consecuencia): su desesperación era tal or era tal su desesperación que llegó a pensar en el suicidio his despair was such o such was his despair that he even contemplated suicidese llevó tal disgusto or se llevó un disgusto tal que estuvo llorando toda la tarde she was so upset (that) she spent the whole afternoon cryinghabía tal cantidad de gente que no pudimos entrar there were such a lot of o so many people that we couldn't get inC (con valor indeterminado) such-and-such ( before n)siempre está pidiendo dinero para tal cosa y tal otra he's always asking for money for one thing or anotherha llamado un tal Méndez a Mr Méndez phoned, someone called Méndez phonedtal2si quieres que te traten como a un adulto, compórtate como tal if you want to be treated like an adult, behave like onees usted el secretario y como tal tiene ciertas responsabilidades you are the secretary and as such you have certain responsibilitiesque si tal y que si cual and so on and so forthestaban pintando, poniendo tablas nuevas y tal ( Esp); they were painting, putting in new boards and so on o and that sort of thingme dijo que si eras un tal y un cual … he said all kinds of terrible things about youson tal para cual ( fam); he's just as bad as she is o they're as bad as each other o they're two of a kindCompuestos:tal3A ( fam)(en preguntas): hola ¿qué tal? hello, how are you?¿qué tal estuvo la fiesta? how was the party?¿qué tal es Marisa? what's Marisa like?B ( en locs):con tal de + INF: hace cualquier cosa con tal de llamar la atención he'll do anything to get attentioncon tal de no tener que volver mañana as long as I don't have to come back tomorrowcon tal (de) que + SUBJ: con tal (de) que no se entere nadie, pagará lo que le pidamos he'll pay whatever we ask to stop anybody finding outquédatelo por ahora, con tal (de) que me lo devuelvas antes del viernes keep it for now, as long as o provided you give it back (to me) before Fridaydale otro, cualquier cosa con tal (de) que se calle give her another one, anything to keep her quiettal (y) como: tal (y) como están las cosas the way things aredéjalo tal (y) como lo encontraste leave it just the way you found it o just as you found ithazlo tal (y) como te indicó do it exactly as she told you o just as she told youtal cual: me lo dijo así, tal cual those were her exact words, she said just that, word for wordno cambié nada, lo dejé todo tal cual I didn't change anything, I left everything exactly as it was o just as it wasel postre le quedó igualito al de la foto, tal cual the dessert came out exactly as it looked in the phototal vez maybe¿vas a ir? — tal vez are you going to go? — maybe o I'll seetal vez no se enteró or no se haya enterado maybe o perhaps o it's possible she hasn't heardse me ocurrió que tal vez estuviera or estaría allí esperándome it occurred to me that he might be there waiting for me* * *
tal adjetivo
1 ( dicho) such;
nunca dije tal cosa I never said anything of the kind o such a thing
2 ( seguido de consecuencia):◊ se llevó tal disgusto que … she was so upset (that) …;
había tal cantidad de gente que … there were so many people that …
3 ( con valor indeterminado) such-and-such;
llamó un tal Méndez a Mr Méndez phoned
■ pronombre:◊ eres un adulto, compórtate como tal you're an adult, behave like one;
que si tal y que si cual and so on and so forth;
son tal para cual they're as bad as each other
■ adverbio
1 (fam) ( en preguntas):◊ hola ¿qué tal? hello, how are you?;
¿qué tal es Marisa? what's Marisa like?;
¿qué tal lo pasaron? how did it go?
2 ( en locs)◊ con tal de: hace cualquier cosa con tal de llamar la atención he'll do anything to get attention;
con tal de no tener que volver as long as I don't have to come back;
tal (y) como: tal (y) como están las cosas the way things are;
hazlo tal (y) como te indicó do it exactly as she told you;
tal cual: lo dejé todo tal cual I left everything exactly as it was;
tal vez maybe
tal
I adjetivo
1 (dicho, semejante) such: no dije tal cosa, I never said such a thing o anything of the kind
tales mariposas son corrientes aquí, butterflies like that are common here
de tal madre, tal hija, like mother, like daughter
de tal manera, in such a way
en tales condiciones, in such conditions
tal día como hoy, on a day like today
(uso enfático) nunca escuché tal algarabía, I never heard such a racket
tenía tal dolor de cabeza..., I had such a headache...
2 (valor indeterminado) such and such
tal día, en tal sitio, such and such a day at such and such a place
ayer te llamó un tal Pedro, someone called Pedro phoned you yesterday
II pron él es el jefe, y como tal es el culpable, he's the boss and, as such, he's to blame
sois tal para cual, you are two of a kind
y tal y cual, and so on
III adv (en expresiones)
1 ¿qué tal?: ¿qué tal tu familia?, how is your family? 2 tal vez, perhaps, maybe ➣ Ver nota en maybe 3 tal cual, just as it is 4 tal como, just as: tal como lo contaba, parecía cierto, the way he explained it, it seemed true
(del mismo modo) escríbelo tal y como te lo cuento, write it exactly as I tell you 5 con tal (de) que, so long as, provided
' tal' also found in these entries:
Spanish:
astilla
- bailar
- bañera
- bien
- caso
- como
- con
- cual
- fulana
- fulano
- hombre
- manera
- padre
- palo
- rebotar
- reventa
- según
- semejante
- soñar
- tanta
- tanto
- tramoya
- vez
- caer
- che
- esperar
- llegar
- pasar
- preguntar
- prever
- punto
- qué
- regular
- resultar
- salir
- tirar
- y
English:
abroad
- arbitration
- average
- card
- certain
- chip
- colour
- come out
- do
- father
- fine
- flail
- grill
- intimidate
- like
- long
- maybe
- perhaps
- stand
- such
- such-and-such
- suchlike
- talk
- two
- wander
- way
- a
- come
- cope
- get
- keep
- kind
- length
- OK
- one
- regardless
- shame
- status
- tell
- thing
* * *♦ adj1. [semejante] such;¡jamás se vio cosa tal! you've never seen such a thing!;en tal caso in such a case;dijo cosas tales como… he said such things as…2. [tan grande] such;lo dijo con tal seguridad que… he said it with such conviction that…;me enojé de tal modo que… I got so angry that…;su miedo era tal que…, tal era su miedo que… so great o such was her fear that…, she was so afraid that…3. [mencionado]yo no he dicho tal cosa I never said such a thing, I never said anything of the sort;tales noticias resultaron falsas the news turned out to be untrue;ese tal Félix es un antipático that Félix is really unpleasant4. [sin especificar] such and such;a tal hora at such and such a time;quedamos tal día en tal sitio we agreed to meet on a certain day in a certain placehay un tal Jiménez que te puede ayudar there's someone called Mr Jiménez who can help you♦ pron1. [semejante cosa] such a thing;yo no dije tal I never said any such thing, I never said anything of the sort;como tal [en sí] as such;tal y cual, tal y tal this and that;y tal [etcétera] and so on;trajeron vino, cerveza y tal they brought wine and beer and so on o and stuff2. [semejante persona]si eres un profesional, actúa como tal if you're a professional, then act like one3. Compque si tal, que si cual this, that and the other;ser tal para cual to be two of a kind♦ adv¿qué tal…? how…?;¿qué tal (estás)? how are you (doing)?, how's it going?;¿qué tal el viaje? how was the journey?;¿qué tal es ese hotel? what's that hotel like?;¿qué tal si nos tomamos algo? why don't we have something to drink?;¿qué tal un descanso? what about a break?;tal (y) como just as o like;todo está tal y como lo dejamos everything is just as we left it;tal y como están las cosas… as things stand…, the way things are…;tal y como suele ocurrir… as is usual…;déjalo tal cual leave it (just) as it is;Famuna bebida, tal que una cerveza a drink, like a beer♦ con tal de loc conjas long as, provided;con tal de volver pronto… as long as o provided we're back early…;haría lo que fuera con tal de entrar en el equipo I'd do anything to get into the team, I'd do anything as long as o provided I got into the team;lo haré con tal (de) que me des tiempo I'll do it as long as o provided you give me time♦ tal vez loc advperhaps, maybe;¿vienes? – tal vez are you coming? – perhaps o maybe o I may do;tal vez vaya I may go;tal vez llueva mañana it may rain tomorrow;tal vez no lo creas you may not believe it;pensé que tal vez mereciera la pena intentarlo I thought it might be worth trying;tal vez sí maybe, perhaps;tal vez no maybe not, perhaps not* * *I adj such;no dije tal cosa I said no such thing;el gerente era un tal Lucas the manager was someone called Lucas;el tal abogado resultó ser su padre the lawyer (in question) turned out to be her fatherII adv1:¿qué tal? how’s it going?;¿qué tal la película? what was the movie like?2:tal como such as;tal y como exactly as, just as;dejó la habitación tal cual la encontró she left the room just as she found it;occurió así, tal cual that was exactly how it happened;Marta está tal cual Marta is the same as ever, Marta hasn’t changed a bit;con tal de que + subj as long as, provided thatIII pron:tal y tal, tal y cual and so on, and so forth;tal para cual two of a kind* * *tal adv1) : so, in such a way2)tal como : just astal como lo hice: just the way I did it3)con tal que : provided that, as long as4)¿qué tal? : how are you?, how's it going?tal adj1) : such, such a2)tal vez : maybe, perhapstal pron1) : such a one, someone2) : such a thing, something3)tal para cual : two of a kind* * *tal adj1. (semejante) suchla máquina hacía tal ruido que no pudimos oírnos the machine was making such a racket that we couldn't hear one another2. (persona indeterminda) someone callediré yo, con tal de que vayáis conmigo I'll go, as long as you come with me¿qué tal? how are things?¿qué tal...? how...?¿qué tal estuvo la fiesta? how was the party?tal vez maybe / perhaps -
12 üst
",-tü 1. upper surface, top: Kütüğün üstüne oturdu. She sat down on the log. 2. space over or above: Üstümde ay parlıyordu. The moon was shining above me. 3. clothes: Üstünü kirletme ha! Don´t get your clothes dirty, you hear? 4. (a) superior, (a) boss. 5. remainder, rest (of an amount of money). 6. top, upper: en üst kat topmost floor. yokuşun üst yanında on the upper part of the slope. 7. at or about (a certain time): öğle üstü in the early afternoon/ at noon. -te above; on top. -ten 1. from the top, from above. 2. superficially. -ünde/üzerinde /ın/ 1. on, on top of. 2. above, over. 3. on; overlooking or looking out on: cadde üstünde on a main street. Boğaz´ın üstünde overlooking the Bosphorus. 4. more than; over: Ahmet artık kırkın üstünde olmalı. Ahmet must be over forty by now. 5. on, about (a matter, a subject): Bunun üstünde anlaşmalıyız. We ought to come to an agreement about this. 6. on (someone´s consciousness): Onun üstünde büyük bir etki yaptı. It made a big impression on him. 7. on, with: Üstünde para yok mu? Don´t you have any money on you? -üne/üzerine 1. on, on top of: Elbisesinin üstüne sürdü. She rubbed it on her dress. 2. on, on the subject of, dealing with: Kırım Savaşı üstüne bir tez hazırlıyor. She´s preparing a thesis on the Crimean War. 3. on top of, right after: Baklavanın üstüne işkembe çorbası içilir mi? Does one have tripe soup right after one´s eaten baklava? 4. upon (one´s honor, one´s good name): şerefim üstüne upon my honor. 5. better than, superior to: Kendi dalında Ali´nin üstüne yok. Ali´s tops in his field. Senin üstüne yok, vallahi! By George, you take the cake! 6. on (someone´s) account: Rahmi, biraları benim üstüme yaz! Put the beers on my account, Rahmi! -ü açık open at the top. -ünüze/üzerinize afiyet/şifalar/sağlık! May you stay in good health! (said while talking about an illness). -ünden akmak to be plainly evident. -üne/üzerine almak /ı/ 1. to take the responsibility of (doing something), take (something) upon oneself. 2. to take (a remark, an action) as being directed against oneself. -ünden/üzerinden atmak /ı/ to refuse to accept responsibility for. -üne/üzerine atmak /ı, ın/ to impute (a misdeed or crime) to (someone). -üne/üzerine basmak to hit the nail on the head. - baş clothes. -ü başı dökülmek for (one´s) clothes to be in tatters. -üne başına etmek/yapmak 1. /ın/ to curse violently at, give (someone) down the country, give (someone) what for. 2. to defecate in one´s underpants. - başa geçmek to sit with the bigwigs (in a meeting). -üne bırakmak /ı, ın/ to leave (something) for (someone else) to do, leave (someone) with the job of. -üne/üzerine bir bardak (soğuk) su içmek /ın/ colloq. to give up all hope of getting (something that one has lent) back, kiss (something) goodbye. - çıkmak/gelmek to win. -e çıkmak (for someone who´s at fault) to succeed in shifting the blame onto someone else. -ünden/üzerinden dökülmek (for a garment) to be far too big for, swallow (someone). - dudak upper lip. -ünde/üzerinde durmak /ın/ to give (a matter) a lot of thought, spend a lot of time thinking about (a matter); to give (a matter) a lot of attention; to dwell on (a matter). -üne/üzerine düşmek /ın/ 1. to fuss over, make a fuss over, shower attention on (someone). 2. to bother, pester. 3. to throw oneself into (a job), work hard at (a job). -üne/üzerine evlenmek /ın/ to marry again when one already has (someone) as a wife. -üne/üzerine geçirmek/geçirtmek /ı/ 1. to have (a piece of property) registered in one´s own name. 2. to have (an adopted child) registered under one´s own surname, cause (an adopted child) to bear one´s own surname. -ünden geçmek /ın/ slang 1. to *screw, have sex with. 2. to rape. -ünden (... zaman) geçmek (for an amount of time) to pass, elapse (after an event). -üne/üzerine gelmek /ın/ 1. (for someone) to turn up or appear right when (something is being done or discussed). 2. to walk towards (someone) intending (or as if he intends) t -
13 δίδωμι
δίδωμι (Hom.+) by-form διδῶ (B-D-F §94, 1; Rob. 311f) Rv 3:9 (δίδω Tregelles, δίδωμι v.l.), 3 sg. διδοῖ (GrBar 7:2), 3 pl. διδόασι; impf. 3 sg. ἐδίδου, ἐδίδει (Hs 6, 2, 7; cp. Mk 4:8 cod. W), 3 pl. ἐδίδουν, ἐδίδοσαν J 19:3; ptc. διδῶν (Hs 8, 3, 3); fut. δώσω; 1 aor. ἔδωκα, subj. 3 sg. δώσῃ J 17:2; Rv 8:3 v.l. (on this W-S.§14, 9; B-D-F §95, 1; Rob. 308f), 1 pl. δώσωμεν Mk 6:37 v.l., 3 pl. δώσωσιν Rv 4:9 v.l.; pf. δέδωκα; plpf. ἐδεδώκειν (and without augm. δεδώκειν Mk 14:44; Lk 19:15; J 11:57); 2 aor. subj. 3 sg. δῷ J 15:16 (δώῃ v.l.); also in the form δώῃ Eph 1:17; 2 Ti 2:25 (in both δῷ as v.l.): in all these cases read δώῃ subj., not δῴη opt., s. below; δοῖ Mk 8:37 (B-D-F §95, 2; Mlt. 55; Rdm.2 97f and Glotta 7, 1916, 21ff; GKilpatrick in Festschrift JSchmid ’63, 135), pl. δῶμεν, δῶτε, δῶσιν; 2 aor. opt. 3 sg. Hellenist. (also LXX) δῴη for δοίη Ro 15:5; 2 Th 3:16; 2 Ti 1:16, 18 (on Eph 1:17; 2 Ti 2:25 s. above); 2 aor. impv. δός, δότε, inf. δοῦναι, ptc. δούς; pf. δέδωκα LXX. Pass.: 1 fut. δοθήσομαι (W-S. §14, 8ff); 1 aor. ἐδόθην; pf. δέδομαι.① to give as an expression of generosity, give, donate as a gen. principle: μακάριόν ἐστιν μᾶλλον διδόναι ἢ λαμβάνειν it is more blessed to give than to receive Ac 20:35 (Theophyl. Sim., Ep. 42 τὸ διδόναι ἢ τὸ λαβεῖν οἰκειότερον); cp. 1 Cl 2:1; Hm 2:4ff (the contrast δίδωμι … λαμβάνω is frequently found: Epicharmus, Fgm. 273 Kaibel; Com. Fgm. Adesp. 108, 4 K.; Maximus Tyr. 32, 10c ὀλίγα δούς, μεγάλα ἔλαβες; Sir 14:16; Tat. 29, 2).—On the logion Ac 20:35 s. Unknown Sayings 77–81: giving is blessed, not receiving (cp. EHaenchen on Ac 20:35; Aristot., EN 4, 3, 26; Plut., Mor. 173d). S. μᾶλλον 3c. δὸς τοῖς πτωχοῖς give to the poor Mt 19:21 (HvonCampenhausen, Tradition u. Leben ’60, 114–56). τινὶ ἔκ τινος give someone some (of a substance: Tob 4:16; Ezk 48:12) Mt 25:8. S. also 7:11; 14:7.② to give someth. out, give, bestow, grant δ. δακτύλιον εἰς τὴν χεῖρα put a ring on the finger Lk 15:22 (cp. Esth 3:10—δίδωμί τι εἰς τ. χεῖρα also Aristoph., Nub. 506; Herodas 3, 70). give τινί τι someth. to someone τὸ ἅγιον τοῖς κυσίν Mt 7:6 (Ps.-Lucian, Asin. 33 τὰ ἔγκατα τοῖς κυσὶ δότε).—A certificate of divorce to one’s wife 5:31 (Dt 24:1; conversely of the wife Just., A II, 2, 6 ῥεπούδιον δοῦσα); without dat. 19:7. Of bread (w. dat. or acc. somet. to be supplied fr. the context) 26:26f; Mk 2:26; 14:22; Lk 6:4; 11:7f; 22:19; J 21:13 (difft. Mt 14:19; 15:36; Mk 6:41; 8:6 the disciples transfer to others what they have received). W. inf. foll. δ. τινὶ φαγεῖν give someone someth. to eat Mt 14:16; 25:35, 42; Mk 5:43; 6:37; J 6:31 al. (cp. Gen 28:20; Ex 16:8, 15; Lev 10:17); someth. to drink Mt 27:34; Mk 15:23; J 4:7; Rv 16:6 (Hdt. 4, 172, 4; Aristoph., Pax 49; Jos., Ant. 2, 64; schol. on Nicander, Alexiph. 146 δὸς πιεῖν τί τινι, without dat. 198; PGM 13, 320 δὸς πεῖν[=πιεῖν]; Jos., Ant. 2, 64).—τὰς ῥάβδους GJs 9:1.—Lk 15:29 (Hipponax 43 Deg.).③ to express devotion, give δόξαν δ. θεῷ give God the glory, i.e. praise, honor, thanks (Josh 7:19; Ps 67:35; 1 Esdr 9:8; 2 Ch 30:8 and oft.) Lk 17:18; J 9:24 (practically=promise under oath to tell the truth); Ac 12:23 al. δόξαν καὶ τιμήν (2 Ch 32:33) give glory and honor Rv 4:9. Through a sacrificial offering θυσίαν δ. bring an offering Lk 2:24 (cp. Jos., Ant. 7, 196 θυσίαν ἀποδοῦναι τ. θεῷ).④ to cause to happen, esp. in ref. to physical phenomena, produce, make, cause, give fig. extension of mng. 1 ὑετὸν δ. (3 Km 17:14; Job 5:10; Zech 10:1; PsSol 5:9) yield rain Js 5:18; send rain Ac 14:17. τέρατα cause wonders to appear Ac 2:19 (Jo 3:3). Of heavenly bodies φέγγος δ. give light, shine Mt 24:29; Mk 13:24 (cp. Is 13:10). Of a musical instrument φωνὴν δ. (cp. Ps 17:14; 103:12; Jdth 14:9; Pind., N. 5, 50b [93]) produce a sound 1 Cor 14:7f.⑤ to put someth. in care of another, entrustⓐ of things entrust τινί τι someth. to someone money Mt 25:15; Lk 19:13, 15; the keys of the kgdm. Mt 16:19; perh. Lk 12:48. W. εἰς τὰς χεῖρας added J 13:3 (cp. Gen 39:8; Is 22:21; 29:12 al.) or ἐν τῇ χειρί τινος 3:35 (cp. Jdth 9:9; Da 1:2; 7:25 Theod.; 1 Macc 2:7). Of spiritual things J 17:8, 14; Ac 7:38.ⓑ of pers. τινά τινι entrust someone to another’s care J 6:37, 39; 17:6, 9, 12, 24; Hb 2:13 (Is 8:18).ⓐ of payment pay, give τινί τι Mt 20:4; 26:15; 28:12; Mk 14:11; Lk 22:5; Rv 11:18. Fig. repay someone (Mélanges Nicole, var. contributors, JNicole Festschr. 1905, p. 246 [HvanHerwerden=PLips 40 III, 3 p. 129] λίθῳ δέδωκεν τῷ υἱῷ μου; Ps 27:4) Rv 2:23. Of taxes, tribute, rent, etc. τινὶ ἀπό τινος pay rent of someth. Lk 20:10 (cp. 1 Esdr 6:28). τὶ pay (up), give someth. Mt 16:26; 27:10; Mk 8:37; δ. κῆνσον, φόρον καίσαρι pay tax to the emperor (Jos., Bell. 2, 403) Mt 22:17; Mk 12:14; Lk 20:22. Of inheritance pay out a portion of property Lk 15:12.ⓑ as commercial t.t. for bookkeeping λόγον δ. render account (POxy 1281, 9 [21 A.D.]; PStras 32, 9 δότω λόγον; cp. Phil 4:15) Ro 14:12.ⓒ of a bank deposit, equivalent to τιθέναι put, place, deposit ἀργύριον ἐπὶ τράπεζαν put money in the bank Lk 19:23.⑦ appoint to special responsibility, appoint (Num 14:4) κριτάς judges Ac 13:20; w. double acc. appoint someone someth. (PLille 28, II [III B.C.] αὐτοῖς ἐδώκαμεν μεσίτην Δωρίωνα) τοὺϚ μὲν ἀποστόλους some (to be) apostles Eph 4:11. τινὰ κεφαλήν make someone head 1:22. Also δ. τινὰ εἴς τι B 14:7 (Is 42:6).⑧ to cause someth. to happen, give (Philo, Leg. All. 3, 106 δ. χρόνον εἰς μετάνοιαν) δ. γνῶσιν σωτηρίας= to give (his people) knowledge of salvation = to tell (his people) how to be saved Lk 1:77.⑨ to bear as a natural product, yield, produce of a field and its crops καρπὸν δ. yield fruit (Ps 1:3) Mt 13:8; Mk 4:7f; fig. ἔδωκεν μοὶ Κύριος καρπὸν δικαιοσύνης αὐτοῦ GJs 6:3 (Pr 11:30).⑩ to dedicate oneself for some purpose or cause, give up, sacrifice τὸ σῶμά μου τὸ ὑπὲρ ὑμῶν διδόμενον my body, given up for you Lk 22:19 (cp. Thu. 2, 43, 2; Libanius, Declam. 24, 23 Förster οἱ ἐν Πύλαις ὑπὲρ ἐλευθερίας τ. Ἑλλήνων δεδωκότες τὰ σώματα; of Menas δ. ἀπροφασίστως ἑαυτόν ‘gave of himself unstintingly’ OGI 339, 19f; Danker, Benefactor 321–23; for use of δ. in a testamentary context cp. Diog. L. 5, 72); ἑαυτὸν (τὴν ψυχὴν) δ. give oneself up, sacrifice oneself (ref. in Nägeli 56; 1 Macc 6:44; 2:50) w. dat. 2 Cor 8:5. λύτρον ἀντι πολλῶν give oneself up as a ransom for many Mt 20:28; Mk 10:45 (ἀντί 3). Also ἀντίλυτρον ὑπέρ τινος 1 Ti 2:6. ὐπέρ τινος for or because of a person or thing J 10:15 v.l.; Gal 1:4; Tit 2:14; AcPl Ha 8, 24 (on the form of these passages s. KRomaniuk, NovT 5, ’62, 55–76). ἑαυτὸν δ. τῷ θανάτῳ ISm 4:2 (cp. Just., A I, 21, 2 πυρί); δ. ἑαυτὸν εἰς τὸ θηρίον face the beast Hv 4, 1, 8.⑪ to cause (oneself) to go, go, venture somewhere (cp. our older ‘betake oneself’) (Polyb. 5, 14, 9; Diod S 5, 59, 4; 14, 81, 2; Jos., Ant. 7, 225; 15, 244) εἰς τὸ θέατρον Ac 19:31; εἰς τὴν ἔρημον GJs 1:4.⑫ to use an oracular device, draw/cast lots Ac 1:26.⑬ to grant by formal action, grant, allow, freq. of God (cp. 7 above) ἐξουσίαν δ. (Hippol., Ref. 5, 26, 21 grant someone the power or authority, give someone the right, etc. (cp. TestJob 20:3; Jos., Ant. 2, 90, Vi. 71) Mt 9:8; 28:18; 2 Cor 13:10; Rv 9:3; 1 Cl 61:1; τοῦ πατεῖν ἐπάνω τινός tread on someth. Lk 10:19. τὴν σοφίαν τοῦ γράψαι τὴν ἱστορίαν ταύτην the ability to write this account GJs 25:1. ἔδωκεν αὐτοῖς δύναμιν καὶ ἐξουσίαν ἐπί Lk 9:1 (cp. Just., D. 30, 3 ἔδωκεν αὐτῷ δύναμιν). ταῦτά σοι πάντα δώσω i.e. put them under your control Mt 4:9 of the devil. Simple δ. w. inf. (Appian, Liby. 19 §78 ἢν [=ἐὰν] ὁ θεὸς δῷ ἐπικρατῆσαι 106 §499) δέδοται it is given, granted to someone γνῶναι τὰ μυστήρια to know the secrets Mt 13:11; cp. ἡ δοθεῖσα αὐτῷ γνῶσις B 9:8 (Just., D. 7, 3 εἰ μή τῳ θεός δῷ συνιέναι) ἔδωκεν ζωὴν ἔχειν he has granted (the privilege) of having life J 5:26. μετὰ παρρησίας λαλεῖν to speak courageously Ac 4:29 and oft. Rather freq. the inf. is to be supplied fr. the context (Himerius, Or. 38 [4], 8 εἰ θεὸς διδοίη=if God permits) οἷς δέδοται sc. χωρεῖν Mt 19:11. ἦν δεδομένον σοι sc. ἐξουσίαν ἔχειν J 19:11. W. acc. and inf. foll. (Appian, Mithrid. 11, §37; Heliodorus 5, 12, 2 δώσεις με πιστεύειν) οὐδὲ δώσεις τὸν ὅσιόν σου ἰδεῖν διαφθοράν you will not permit your holy one to see corruption Ac 2:27; 13:35 (both Ps 15:10). ἔδωκεν αὐτὸν ἐμφανῆ γενέσθαι granted that he should be plainly seen 10:40. δὸς … ῥαγήναι τὰ δέσμα grant that our chains be broken AcPl Ha 3,11f. Pregnant constr.: grant, order (Diod S 9, 12, 2 διδ. λαβεῖν=permit to; 19, 85, 3 τὶ=someth.; Appian, Bell. Civ. 4, 125 §524 ὁ καιρὸς ἐδίδου=the opportunity permitted; Biogr. p. 130 ἐδίδου θάπτειν τ. ἄνδρα) ἐδόθη αὐτοῖς ἵνα μὴ ἀποκτείνωσιν orders were given them not to kill Rv 9:5; cp. 19:8.—Of an oath w. double inf. Lk 1:73f. S. also 17 below.⑮ give up, someth. that has been under one’s control for a relatively long time, give up, give back ἡ θάλασσα τ. νεκρούς the sea gave up its dead Rv 20:13.⑯ to proffer someth., extend, offer χεῖρα hold out one’s hand (to someone) Ac 9:41 (cp. 1 Macc 6:58; 2 Macc 12:11; Jos., Bell. 6, 318). (τὸν) μαστὸν τῇ παῖδι GJs 5:2; 6:3.⑰ In many phrases this word relates to an activity or an abstract object, and with tr. freq. determined by the noun object; cp. 13 above.ⓐ of humans: of a plan conceived in a meeting give counsel or advice: δ. for ποιεῖν (cp. κατά A2b β and s. s.v. συμβούλιον), which is read by some mss., in συμβούλιον δ. conspired (against Jesus) Mk 3:6. ἀφορμὴν δ. give an occasion (for someth.) 2 Cor 5:12; Hm 4, 1, 11; μαρτυρίαν δ. give testimony 1 Cl 30:7; δ. τὸ μαρτύριον bear witness AcPl Ha 4, 28; γνώμην δ. give an opinion 1 Cor 7:25; 2 Cor 8:10; ἐγκοπὴν δ. cause a hindrance 1 Cor 9:12; ἐντολὴν δ. command, order J 11:57; 12:49; 1J 3:23; ἐντολὴν καινὴν δ. give a new commandment J 13:34; εὔσημον λόγον δ. speak plainly or intelligibly 1 Cor 14:9; παραγγελίαν δ. give an instruction 1 Th 4:2; δ. τὴν ἐν [κυρίῳ σφραγίδα] seal in the Lord AcPl Ha 11, 23 (restored after the Coptic); προσκοπὴν δ. put an obstacle in (someone’s) way 2 Cor 6:3; δ. ἐκδίκησιν take vengeance 2 Th 1:8; ῥάπισμα δ. τινί slap someone J 18:22; 19:3; σημεῖον δ. give a sign Mt 26:48; τόπον δ. τινί make room for someone (Plut., Gai. Gracch. 840 [13, 3]) Lk 14:9; fig. leave room for Ro 12:19 (cp. τόπος 4); Eph 4:27. ὑπόδειγμα δ. give an example J 13:15; φίλημα δ. τινί give someone a kiss Lk 7:45.—δὸς ἐργασίαν Lk 12:58 is prob. a Latinism=da operam take pains, make an effort (B-D-F §5, 3b note 9; Rob. 109), which nevertheless penetrated the popular speech (OGI 441, 109 [senatorial decree 81 B.C.]; POxy 742, 11 [colloq. letter 2 B.C.] δὸς ἐργασίαν; PMich 203, 7; 466, 33f [Trajan]; PGiss 11, 16 [118 A.D.]; PBrem 5, 8 [117/119 A.D.]).ⓑ esp. oft. of God (Hom. et al.) and Christ: give, grant, impose (of punishments etc.), send, of gifts, peace τινί τι Eph 4:8; 1 Cl 60:4; τινί τινος give someone some of a thing Rv 2:17. Also τινὶ ἔκ τινος 1J 4:13. τὶ εἴς τινα 1 Th 4:8 (Ezk 37:14); εἰς τὰς καρδίας put into the hearts Rv 17:17 (cp. X., Cyr. 8, 2, 20 δ. τινί τι εἰς ψυχήν). Also ἐν τ. καρδίαις δ. (cp. ἐν 3) 2 Cor 1:22; 8:16 (cp. Ezk 36:27). εἰς τὴν διάνοιαν Hb 8:10 (Jer 38: 33); ἐπὶ καρδίας Hb 10:16 (δ. ἐπί w. acc. as Jer 6:21, and s. Jer 38:33 ἐπὶ καρδίας αὐτῶν γράψω). W. ἵνα foll. grant that Mk 10:37.—The pass. occurs very oft. in this sense (Plut., Mor. 265d; 277e) Lk 8:10; Rv 6:4; 7:2; 13:7, 14f and oft. ἐκδίκησιν διδόναι τινί inflict punishment on someone 2 Th 1:8; βασανισμὸν καὶ πένθος δ. τινί send torment and grief upon someone Rv 18:7; ὄνομα δ. GJs 6:2, χάριν δ. (Jos., Bell. 7, 325) Js 4:6; 1 Pt 5:5 (both Pr 3:34); GJs 14:2; υἱοθεσίαν AcPl Ha 2, 28; 9,12; ἄφεσιν ἁμαρτιῶν 2, 30f; μεγαλεῖα 6,13. W. gen. foll. over someone Mt 10:1; Mk 6:7; J 17:2.—B. 749. Schmidt, Syn. 193–203. DELG. M-M. TW. -
14 dare
1. v/t givedare qualcosa a qualcuno give someone something, give something to someonedare uno sguardo a qualcosa have a look at somethingdammi del tu call me 'tu'mi dia del lei address me as 'lei'dare peso a qualcosa give weight to somethingsports dare il via give the offfig dare il via a qualcosa get something under way2. v/i di finestra overlook (su something)di porta lead into (su something)fig dare nell'occhio attract attention, be noticed3. m finance debitdare e avere debit and credit* * *dare s.m. (econ.) debt, amount due; (amm.) debit, debit side: dare e avere, debit and credit; colonna del dare, debit column; in dare, on the debit side; portare una somma al dare di un conto, to carry an amount to the debit side of an account.dare v.tr.1 to give*: dagli un po' di pane, give him some bread; gliel'ho dato per il suo compleanno, I gave it to him for his birthday; gli hai dato la medicina?, did you give him his medicine?; gli diedero il primo premio, they gave him the first prize; dammi qualcosa da bere, give me something to drink; dare la propria vita per qlcu., to give (o sacrifice) one's life for s.o. // non so che cosa darei per saperlo!, what wouldn't I give to know! // dar via, to give away: l'ho dato via per pochi soldi, I gave it away for a song // dar fuori, to give out: dar fuori del lavoro, to give (o put) out work2 ( pagare) to give*; to pay*: gli danno 1500 euro al mese, they pay him 1,500 euros a month; quanto ti hanno dato per quel lavoro?, how much did they give you for the job?; non gli darei due lire, I wouldn't give a penny for it3 ( porgere) to pass: puoi darmi il sale?, can you pass me the salt, please? // in Italia si usa dare la mano per salutare, Italians shake hands when they meet4 ( assegnare) to give*: ti hanno dato tanti compiti?, did they give you a lot of homework?; mi hanno dato tre versioni di latino e una di greco, they gave me three Latin translations and one Greek translation; mi hanno dato l'incarico di telefonare a tutti, they gave me the job of phoning everyone5 ( concedere) to grant, to give*: gli fu dato il permesso di uscire, he was granted (o given) permission to go out6 ( rappresentare) to put* on: all'Odeon danno l'Amleto, they are putting on (o giving) Hamlet at the Odeon; daranno tre atti unici di Pirandello la prossima stagione, they are putting on (o doing) three one-act plays by Pirandello next season7 ( infliggere) to give*: mi ha dato un pugno, he gave me a punch; gli hanno dato vent'anni, they gave him twenty years // suo padre gliele ha date di santa ragione, his father gave him a good thrashing; i complici gliene hanno date un sacco, his accomplices beat him up8 ( produrre) to yield; to produce; (comm.) to bear*, to yield, to bring* in: questa vigna dà poca uva, this vineyard produces very few grapes; qui la terra dà raccolti magri, here the land yields poor crops; il suo lavoro non gli dà di che vivere, his work doesn't bring him in enough to live on; quest'investimento dà il 12% all'anno, this investment bears (o yields) 12% a year9 ( augurare) to wish, to say*: dare il buongiorno, la buonanotte a qlcu., to wish s.o. good morning, good night (o to say good morning, good night to s.o.); dare il benvenuto a qlcu., to welcome s.o.10 ( attribuire): non gli darei più di vent'anni, I wouldn't take him for more than twenty (o I wouldn't put him down for more than twenty); non gli si dà la sua età, he doesn't look his age11 ( denominare, qualificare) to call: mi ha dato del pigro, he called me lazy; dare del cretino a qlcu., to call s.o. an idiot // dare del 'tu' a qlcu., to be on first-name terms with s.o.12 Spesso assume significati particolari determinati dal complemento che segue: dare in affitto, ( affittare) to let; dare in prestito, ( imprestare) to lend; dare una spinta a qlcu., ( spingere) to push s.o.; dare dei consigli, ( consigliare) to give advice; dare la disdetta, ( disdire) to give notice; dare la colpa, ( incolpare) to blame ∙ Per altre locuzioni del genere cfr. sotto i rispettivi sostantivi◆ v. intr.2 ( urtare) to bump; ( inciampare) to stumble: diede con la testa in una trave, he bumped his head on a beam; dare in un sasso, to stumble against a stone3 ( di casa, porta ecc.) to look on to (sthg.), to open on (sthg.); to lead* into (sthg.): la porta dava sul cortile, the door led into the courtyard; le vostre finestre danno sulla piazza, your windows look on to (o open on o overlook) the square.◘ darsi v.rifl. ( dedicarsi) to devote oneself: dare al commercio, to go into business; dare allo studio, to devote oneself to study // dare al bere, to take to drink; dare al gioco, to take to gambling◆ v.rifl.rec. to give* each other: dare delle botte, to hit each other◆ v.intr.pron. ( accadere) to happen: si dà il caso che io sia d'accordo, I happen to agree // può dare, maybe (o perhaps o probably): può dare che egli arrivi prima di me, he may arrive before me.◆ FRASEOLOGIA: dare ammalato, to report sick // dare da fare, to make an effort; ( affaccendarsi) to bustle about: devi darti da fare se vuoi quel posto, you've got to do something if you want that job; valeva la pena di dare tanto da fare?, was it worth all the effort? // dare per vinto, to give in (o to give up o to throw in the sponge) // dare prigioniero, to give oneself up (o to surrender) // non dare per inteso di qlco., to turn a deaf ear to sthg. (o not to take any notice of sthg.).* * *1. ['dare]vb irreg vt1) (gen) to give, (premio, borsa di studio) to give, awarddare qc a qn — to give sb sth, give sth to sb
dare da mangiare/bere a qn — to give sb sth to eat/drink
dare uno schiaffo/un calcio a qn — to give sb a slap/kick, slap/kick sb
gli hanno dato 5 anni — (di prigione) they gave him 5 years
dare tutto se stesso a qn/qc — to give one's all to sb/sth
gli investimenti hanno dato il 10% di interesse — the investments yielded 10% interest
4)dare qc/qn per perso — to give sth/sb up for lost
dare ad intendere a qn che... — to lead sb to believe that...
ciò mi dà da pensare — (insospettire) that gives me food for thought, (preoccupare) that worries me
1)(finestra, casa: guardare)
dare su — to overlook, give onto, look (out) onto2)(colore: tendere)
dare su — to tend towards3. vr (darsi)darsi a — (musica, politica) to devote o.s. to
darsi al bere/al gioco — to take to drink/to gambling
coraggio, diamoci da fare! — come on, let's get on with it!
4. vip (darsi)1)può darsi — maybe, perhaps
può darsi che venga — he may come, perhaps he will come
si dà il caso che... — it so happens that...
2)5. smPAROLA CHIAVE: dare non si traduce mai con la parola inglese dare* * *I 1. ['dare]verbo transitivo1) (consegnare) to give*dare qcs. a qcn. — to give sth. to sb., to give sb. sth.
darei qualsiasi cosa per, per fare — I'd give anything for, to do
2) (impartire) to issue, to lay* down [ ordini]; to give*, to issue [ istruzioni]; to give* [ lezioni]3) (infliggere)4) (attribuire)5) (assegnare) to give*, to present [ premio]; to set* [ compiti]6) (causare) to give* [piacere, soddisfazione]7) (infondere) to give* [ coraggio]8) (porgere)dare il braccio a qcn. — to give sb. one's arm
dare la mano a qcn. — to shake hands with sb., to shake sb.'s hand
9) (concedere) to grant [ autorizzazione]dare a qcn. il permesso di fare — to give permission for sb. to do, to give sb. permission to do
10) (al cinema) to show* [ film]; (a teatro) to put* on [ rappresentazione]a che ora danno la partita? — (in TV) what time is the match on?
11) (organizzare) to give* [ cena]; to give*, to have* [ festa]12) (augurare)dare il benvenuto a qcn. — to welcome sb., to bid sb. welcome
dare il buongiorno a qcn. — to bid sb. good morning
13) (considerare)14) (produrre) [pianta, terreno] to bear*, to yield [ frutti]; econ. to bear*, to yield, to return [ profitto]15) (rivolgersi)dare dello stupido, del bugiardo a qcn. — to call sb. stupid, a liar
16) dare dadare da bere a qcn. — to give sb. a drink
dare da mangiare a qcn. — to feed sb
17) darle2.darle di santa ragione a qcn. — to thrash the living daylights out of sb., to give sb. a good thrashing
dare su — [camera, finestra] to overlook, to look onto, to face [mare, strada]
2) (tendere)3.verbo pronominale darsi1) (dedicarsi) to devote oneself, to give* oneself- rsi al bere — (abbandonarsi) to take to drink
2) (concedersi)3) (scambiarsi)••dare addosso a qcn. — to go on o get at sb., to come down on sb.
darsela a gambe — to cut and run, to take to one's heels
può -rsi — maybe, perhaps
II ['dare]- rsi da fare — (sbrigarsi) to get a move on, to get cracking; (adoperarsi) to try hard, to get busy colloq.
sostantivo maschile debit* * *dare1/'dare/ [7]1 (consegnare) to give*; dare qcs. a qcn. to give sth. to sb., to give sb. sth.; darei qualsiasi cosa per, per fare I'd give anything for, to do2 (impartire) to issue, to lay* down [ ordini]; to give*, to issue [ istruzioni]; to give* [ lezioni]3 (infliggere) gli hanno dato sei anni he got six years6 (causare) to give* [piacere, soddisfazione]7 (infondere) to give* [ coraggio]8 (porgere) dare il braccio a qcn. to give sb. one's arm; dare la mano a qcn. to shake hands with sb., to shake sb.'s hand9 (concedere) to grant [ autorizzazione]; dare a qcn. il permesso di fare to give permission for sb. to do, to give sb. permission to do10 (al cinema) to show* [ film]; (a teatro) to put* on [ rappresentazione]; lo danno al Rex it's on at the Rex; a che ora danno la partita? (in TV) what time is the match on?12 (augurare) dare il benvenuto a qcn. to welcome sb., to bid sb. welcome; dare il buongiorno a qcn. to bid sb. good morning13 (considerare) i sondaggi danno il partito laburista in testa the polls give Labour a lead14 (produrre) [pianta, terreno] to bear*, to yield [ frutti]; econ. to bear*, to yield, to return [ profitto]15 (rivolgersi) dare dello stupido, del bugiardo a qcn. to call sb. stupid, a liar17 darle darle di santa ragione a qcn. to thrash the living daylights out of sb., to give sb. a good thrashing(aus. avere)1 (affacciarsi) dare su [camera, finestra] to overlook, to look onto, to face [mare, strada]2 (tendere) dare sul verde to be greenishIII darsi verbo pronominale1 (dedicarsi) to devote oneself, to give* oneself; - rsi alla politica to go in for politics; - rsi al bere (abbandonarsi) to take to drink2 (concedersi) - rsi a un uomo to give oneself to a mandare addosso a qcn. to go on o get at sb., to come down on sb.; darci dentro to put one's back into it; darsela a gambe to cut and run, to take to one's heels; può -rsi maybe, perhaps; - rsi da fare (sbrigarsi) to get a move on, to get cracking; (adoperarsi) to try hard, to get busy colloq.; - rsi malato to report sick; - rsi per vinto to give up.————————dare2/'dare/sostantivo m.debit; il dare e l'avere debit and credit. -
15 çekmek
"1. /ı/ to pull. 2. /ı/ to draw; to haul, drag, tug. 3. /ı/ (for an animal) to pull, draw (a vehicle). 4. /ı/ to pull on (one´s boots, trousers). 5. /ı/ to tow. 6. /ı/ to draw (a weapon). 7. /ı/ to pull, extract (a tooth). 8. /ı/ to attract, draw. 9. /ı/ to absorb. 10. /ı/ (for someone) to inhale, breathe in, inspire (air, smoke); (for a machine, an opening) to suck in, pull in, draw in (air, smoke, a liquid). 11. /ı/ to support, bear, take, carry (a weight, a load): Bu sütun o ağırlığı çekmez. This pillar won´t carry that weight. 12. /ı/ to bear (an expense). 13. /ı/ to bear, endure, put up with, suffer (an illness, pain, sorrow, trouble, a troublesome person). 14. /ı, dan, a/ to take (a harvest) from (the fields) to (a granary, a storehouse). 15. /ı, dan/ to withdraw (a product) from (a market). 16. /ı, dan/ to withdraw (money) from (a bank). 17. /ı, dan/ to get (someone) to give up (a bad habit). 18. /ı, dan/ to clear (goods) through (customs). 19. /ı, dan/ to draw (water) from (a well). 20. /ı/ to distill. 21. (for a chimney) to draw. 22. /ı/ to draw (a line). 23. /ı, a/ to apply (kohl) to. 24. /ı/ to build (a fence, a wall, a barrier); to string up (a curtain). 25. /ı/ to hoist (a flag). 26. /ı/ to lay (a cable); to stretch, string up (a wire, a rope). 27. to weigh, have a weight of; /ı/ to weigh, measure the weight of. 28. /ı/ to draw (lots, chances) (in a lottery). 29. /a, ı/ to send (someone) (an official notice, a telegram, a fax). 30. /ı, a/ to interrupt (someone´s words) in (a specified way). 31. /ı/ to take (a photograph); cin. to shoot (a movie). 32. /ı, da/ to sew (something) on (a sewing machine). 33. /ı/ to grind (coffee, etc.). 34. /ı, a/ to put (one animal) together with (another) so that they will mate. 35. /a/ (for one person) to resemble, take after (another). 36. (for cloth) to shrink. 37. /a, ı/ to give (something) (a coat of paint). 38. /a, ı/ to give (someone) (a beating). 39. /ı/ gram. to conjugate (a verb); to decline (a noun). 40. (for a month) to be (a specified number of days) long; /dan/ (for one place) to be (a specified amount of time) away from (another). 41. /ı/ to deliver, make (a speech). 42. /ı/ to give (a banquet). 43. /ı/ to repair a run in (a woman´s silk or nylon stocking). 44. slang to drink, down (an alcoholic beverage). 45. /a/ slang (for one player or team) to score (points, goals) against (another player or team). 46. /ı/ slang to fill (a specified number of glasses) with (tea, beer, etc.) (used by waiters and barmen): İki çay çek! Give me two teas! 47. /a/ slang to hit, sock (someone): Yüzüne öyle bir çekerim ki! I´ll give you a wallop you won´t forget! Çek!/ Çek arabanı! colloq. Clear out!/Get out! çekip çekiştirmek /ı/ to backbite (someone). çekip çevirmek /ı/ 1. to run, manage (a place). 2. to get things running smoothly in (a place). 3. to manage (people). 4. to straighten (someone) out; to set (someone´s house) in order. çekip gitmek to leave, clear out; to slip away. Çekiver kuyruğunu! slang Forget about him/her/them (as he/she/they will be of no use to you)! çekeceği olmak /dan/ (for someone, something) to be a real pain for, make life unpleasant for (used only to refer to the future): Ondan çekeceğimiz var! He´s going to be a real pain!" -
16 ağız
",-ğzı 1. mouth. 2. rim, brim (of a cup or an opening). 3. muzzle (of a gun). 4. intersection, corner (of roads). 5. cutting edge, blade (of a knife). 6. dialect; regional accent. 7. persuasive talk, forceful way of speaking. 8. mus. regional form. 9. time: iki ağız twice. üç ağız three times. 10. brink. -dan 1. orally, verbally. 2. by mouth. -ından 1. as heard directly from. 2. in the name of. -ıyla (to tell) personally. -ını açacağına gözünü aç. Don´t stand gaping, open your eyes. -ını açıp gözünü yummak to swear a blue streak, rant and rave. -ı açık 1. open, uncovered (receptacle). 2. idiotic, moronic. -ı açık ayran delisi halfwit, simpleton. -ı (bir karış) açık kalmak to gape with astonishment. -ını açmak 1. to open one´s mouth. 2. to speak up. 3. to give vent to one´s feelings. 4. to gape with astonishment. -/-ını açmamak not to open one´s mouth; to be silent, hold one´s tongue. - açtırmamak /a/ to give (someone) no opportunity to talk. - ağıza to the brim. - ağıza dolu brimful, brimming. - ağıza vermek to whisper privately to each other. -dan ağıza by word of mouth, by rumor. -dan ağıza yayılmak (for a rumor) to be spread by word of mouth. -a alınmaz/alınmayacak obscene, very vulgar, unmentionable. - alışkanlığı the habit of using a certain expression. -ına almamak /ı/ not to mention, not to let pass one´s lips. -/-ını aramak /ın/ to sound out (a person). - armonikası harmonica, mouth organ. -ına atmak /ı/ to put (something) in one´s mouth. -ı aya, gözü çaya bakmak to be absentminded, be inclined not to pay attention to one´s work. -ına bakakalmak /ın/ to be spellbound by (one´s) words. -ından baklayı çıkarmak to put aside considerations and speak out, let the cat out of the bag. -ında bakla ıslanmamak not to be able to keep a secret. -ına bakmak /ın/ 1. to wait for (someone´s) words. 2. to obey blindly. -ına/-ının içine baktırmak to have great charm in talking. -ından bal akmak to talk sweetly. -ını bıçak açmamak to be too distressed to talk, have one´s mouth sealed with grief. -ı bir in agreement on what to say. -ına bir kemik atmak /ın/ to throw (someone) a bone, give (someone) money to keep him quiet. -ına bir parmak bal çalmak /ın/ to try to put (someone) off by promises or petty gains. -ına bir şey/çöp koymamak not to eat a thing. -ına bir zeytin verip altına/ardına bir tulum tutmak to do a small favor and expect a big return. -ını bozmak to swear, use bad language. -ı bozuk foulmouthed, scurrilous. - bozukluğu abusiveness. - burun birbirine karışmak 1. (for one´s anger, sadness, or fatigue) to show in one´s face. 2. (for one´s face) to be battered and bruised. -ına burnuna bulaştırmak /ı/ to mess up (a job). -ını burnunu dağıtmak /ın/ to pound (one´s) face, beat (someone) up. -ı burnu yerinde good-looking, attractive, handsome. -ı büyük boastful. -ında büyümek (for food) to be hard to swallow. -ından çıkanı/çıkan sözü kulağı duymamak/işitmemek not to realize what one is saying, to (get angry and) explode. -ından çıkmak to slip out without being intended. -ından çıt çıkmamak not to divulge a word, (for someone´s mouth) to be sealed. -ı çiriş çanağına dönmek to have one´s mouth get dry and bitter. -da dağılmak (for pastry) to be delicious, be delectable. -ını dağıtmak /ın/ colloq. to hit (someone) in the mouth, sock (someone) in the kisser. - dalaşı/dalaşması quarrel, row. -ına değin up to the brim. - değişikliği variety in food. -ı değişmek to change one´s tune. - değiştirmek to change one´s tune. -ı dili bağlanmak not to open one´s mouth, be silent. - dil vermemek to be too sick to talk. -ı dili yok. He submits meekly./He doesn´t protest. -ından dirhemle laf/söz/lakırdı çıkmak to be someone of few words, be tight-lipped: Şadan´ın ağzından dirhemle laf çıkar. Şadan is a man of few words. -dan dolma muzzle-loading. - dolusu küfür unrestrained swearing. -ından dökülmek 1. to be said unconvincingly or halfheartedly. 2. to be evident from one´s wor -
17 göz
"1. eye. 2. sight, vision. 3. eye, manner or way of looking at a thing; estimation; opinion. 4. fountainhead, source (of a stream or river); spring. 5. eye (of a needle). 6. division, section, compartment; pigeonhole; cubbyhole. 7. drawer (in a piece of furniture). 8. pan (of a balance). 9. evil eye. 10. bad luck inflicted by an evil eye. 11. esteem, favor, friendly regard. 12. rudimentary bud. 13. eye (on a potato). 14. eye, the depression at the calyx end of some fruits. 15. section, division, square (on a game board). 16. central core (of a boil). 17. eye (in cheese); hole (in bread). 18. desire, interest. -ünde /ın/ in the eyes of. -ü aç greedy, avaricious, insatiable. - açamamak to have no rest or respite. -ü açık clever, sharp, wide-awake, shrewd. -ü açık gitmek to die without having fulfilled one´s desire. -ü açılmak to become shrewd. - açıp kapayıncaya kadar/- açıp kapamadan in the twinkling of an eye, in an instant. -lerini açmak to wake up. -ünü açmak 1. to keep one´s eyes open, watch out, be wary, be on guard. 2. /ın/ to enlighten (someone), open (someone´s) eyes. 3. to be enlightened. 4. /ın/ to take (a virgin) to bed. 5. /da/ to have intercourse for the first time (with). - açtırmamak /a/ to give no respite to, give (someone) no chance to do anything else. -ünü ağartmak to open one´s eyes wide (in astonishment or anger). - ağrısı 1. eyestrain. 2. one´s old or first love or sweetheart. - ahbaplığı/aşinalığı knowing someone by sight. -ü akmak to be blinded (by accident). -e ak düşmek to get a cataract in one´s eye. - alabildiğine as far as the eye can see. - aldanımı/aldanması optical illusion. - alıcı eye-catching. - almak to dazzle. -e almak /ı/ to risk, accept the risk of, take or run the chance of. - ardı etmek /ı/ to undervalue, pay insufficient attention to. -ü arkada kalmak to leave with something left undone or with a desire left unsatisfied. - aşinalığı slight acquaintanceship. - atmak /a/ to take a glance at, run an eye over. -ün/-ünüz aydın! I´m happy for you!/Congratulations! (said to one whose long-awaited wish has come true). - aydına gitmek /a/ to visit (someone) to congratulate him/her. -ünü ayırmamak /dan/ not to take one´s eyes off of. - aynası ophthalmoscope. -lerini bağışlamak to donate one´s eyes on death. -ünü bağlamak /ın/ 1. to blindfold. 2. to hoodwink. -ü bağlı 1. blindfolded. 2. blindly, blindfoldedly. 3. bewitched. (...) -üyle bakmak /a/ to look at (someone, something) from the point of view of. - bankası eye bank. - banyosu 1. eyewash. 2. colloq. girl-watching. -e batmak 1. to stick out, hit one in the eye. 2. to attract attention. -leri bayılmak for one´s eyes to have a sleepy or desirous look. -lerini belertmek to open one´s eyes wide (in astonishment or anger). - boncuğu blue bead (worn to avert the evil eye). - boyamak to mislead, delude, deceive, hoodwink, pull the wool over someone´s eyes. -leri buğulanmak/bulutlanmak for one´s eyes to fill with tears. -ü bulanmak for one´s eyes to become clouded over. -ü büyükte olmak to be full of ambition. -leri büyümek to open one´s eyes wide (in surprise, with terror). -ünde büyümek /ın/ to assume great proportions to (someone). -ünde büyütmek /ı/ to blow up (something, someone) out of proportion. -leri çakmak çakmak olmak for one´s eyes to be bloodshot. -ünün çapağını silmeden the first thing on awakening, before wiping the sleep from one´s eyes. -e çarpmak to strike or catch one´s eyes; to be conspicuous. -leri çekik having slanting eyes, slant-eyed. -den çıkarmak /ı/ to be prepared to pay; to be willing to give up or sacrifice (something). -ünü çıkarmak /ın/ to do the worst possible job of (something), ruin, spoil. -üm çıksın/kör olsun Strike me blind if.... - çukuru anat. orbit, eye socket. -leri çukura gitmek/kaçmak to become hollow-eyed. -ünü daldan budaktan/çöpten esirgememek/sakınmamak to disregard dangers. -ü dalmak to gaze vacantly, stare into space. - damlası med. ey -
18 fahren
das Fahrendriving* * *fah|ren ['faːrən] pret fuhr [fuːɐ] ptp gefahren [gə'faːrən]1. INTRANSITIVES VERB1) = sich fortbewegen (aux sein) (Fahrzeug, Fahrgast) to go; (Autofahrer) to drive; (Zweiradfahrer) to ride; (Schiff) to sail; (Kran, Kamera, Rolltreppe etc) to movemit dem Rad fahren — to cycle, to go by bike
mit dem Motorrad/Taxi fahren — to go by motorbike/taxi
mit dem Bus fahren — to go by bus, to ride the bus (US)
mit dem Aufzug fahren — to take the lift, to ride or take the elevator (US)
ich fuhr mit dem Fahrrad/Auto in die Stadt — I cycled/drove into town, I went into town on my bike/in the car
möchtest du lieber mit dem Fahrrad oder mit dem Auto fahren? — would you rather go by bike or by car?
wir sind mit dem Auto gekommen, und meine Frau ist gefahren — we came by car and my wife drove
links/rechts fahren — to drive on the left/right
wie lange fährt man von hier nach Basel? — how long does it take to get to Basle from here?
ich fahre mit dem Auto nach Schweden — I'm taking the car to Sweden, I'm going to Sweden by car
mein Chor fährt nächstes Jahr wieder nach Schottland — next year my choir is going to Scotland again
wie fährt man von hier zum Bahnhof? — how do you get to the station from here?
wie fährt man am schnellsten zum Bahnhof? — what is the quickest way to the station?
über den See fahren — to cross the lake
die Lok fährt elektrisch/mit Dampf — the engine is powered by electricity/is steam-driven
der Wagen fährt sehr ruhig — the car is very quiet
fahr zur Hölle or zum Teufel! (old) — the devil take you! (old)
2) = losfahren (aux sein) (Verkehrsmittel, Fahrer, Mitfahrer) to go, to leavewann fährt der nächste Bus nach Bamberg? — when does the next bus to Bamberg go or leave?
wann fährst du morgen nach Glasgow? fährst du früh? — when are you leaving for Glasgow tomorrow? are you leaving early in the morning?
einen fahren lassen (inf) — to let off (inf)
3)= verkehren (
aux sein) es fahren täglich zwei Fähren — there are two ferries a dayfahren Sie bis Walterplatz? — do you go as far as Walterplatz?
der Bus fährt alle fünf Minuten — there's a bus every five minutes
4)= rasen, schießen (
aux sein) es fuhr ihm durch den Kopf, dass... — the thought flashed through his mind that...die Katze fuhr ihm ins Gesicht — the cat leapt or sprang at his face
der Hexenschuss fuhr ihm durch den Rücken — a twinge of lumbago shot up his back
5)mit etw gut fahren — to be OK with sth (inf)
mit ihm sind wir gut/schlecht gefahren — we made a good/bad choice when we picked him
mit diesem teuren Modell fahren Sie immer gut — you'll always be OK with this expensive model (inf)
mit der Billigreise nach Tunesien sind wir schlecht gefahren — the cheap trip to Tunisia turned out badly
(bei etw) gut/schlecht fahren — to do well/badly (with sth)
6)= streichen (
aux sein or haben) er fuhr mit der Hand/einem Tuch über den Tisch — he ran his hand/a cloth over the tableihre Hand fuhr sanft über sein Haar — she gently ran her hand over his hair
jdm/sich durchs Haar fahren — to run one's fingers through sb's/one's hair
mit der Hand über die Stirn fahren — to pass one's hand over one's brow
2. TRANSITIVES VERB1) = lenken (aux haben) Auto, Bus, Zug etc to drive; Fahrrad, Motorrad to rideschrottreif or zu Schrott fahren (durch Unfall) — to write off; (durch Verschleiß) to drive into the ground
2) = benutzen: Straße, Strecke etc (aux sein) to takewelche Strecke fährt die Linie 59? — which way does the number 59 go?
einen Umweg fahren — to go a long way round, to go out of one's way
wir sind die Umleitung gefahren — we followed the diversion or detour
ich fahre lieber Autobahn — I prefer (driving on) motorways (Brit) or freeways (US)
diesen steilen Berg musst du im ersten Gang fahren — you have to go up or take this steep hill in first gear
eine so gebirgige Strecke darfst du im Winter nicht ohne Schneeketten fahren — you shouldn't drive such a mountainous route in winter without snow chains
3) = benutzen: Kraftstoff etc (aux haben) to use; Reifen to drive onjemanden ins Krankenhaus fahren — to take sb to hospital
die Spedition fährt Fisch von der Nordsee nach Nürnberg — the haulage firm transports or takes fish from the North Sea to Nuremberg
jdn in den Tod fahren (geh) — to kill sb
5) Geschwindigkeit (aux sein) to doer fuhr über 80 km/h — he did over 80 km/h, he drove at over 80 km/h
in der Stadt darf man nur Tempo 50 fahren — in town the speed limit is 50 km/h
7) TECH (aux haben) (= steuern, betreiben) to run; (= senden) to broadcast; (= durchführen) Überstunden to do, to work; Angriff to launchein Experiment fahren — to run an experiment
eine Sonderschicht fahren — to put on an extra shift
3. REFLEXIVES VERBdiams; sich gut fahren
mit diesem Wagen fährt es sich gut — it's good driving this carbei solchem Wetter/auf dieser Straße fährt es sich gut — it's good driving in that kind of weather/on this road
der neue Wagen fährt sich gut —
mit dem neuen Belag fährt sich die Straße gut — the road is good to drive on since it's been resurfaced
* * *1) (to control or guide (a car etc): Do you want to drive (the car), or shall I?) drive2) (to take, bring etc in a car: My mother is driving me to the airport.) drive3) (to travel by car: We motored down to my mother's house at the weekend.) motor4) (to sail in a particular direction: We put out to sea; The ship put into harbour for repairs.) put5) (to travel in a car etc: We were rolling along merrily when a tyre burst.) roll6) (to travel or be carried (in a car, train etc or on a bicycle, horse etc): He rides to work every day on an old bicycle; The horsemen rode past.) ride7) (to (be able to) ride on and control (a horse, bicycle etc): Can you ride a bicycle?) ride8) (to move smoothly: Trains run on rails.) run9) (to drive (someone); to give (someone) a lift: He ran me to the station.) run10) (to go from place to place; to journey: I travelled to Scotland by train; He has to travel a long way to school.) travel* * *fah·ren[ˈfa:rən]1.<fährt, fuhr, gefahren>mit dem Bus/der Straßenbahn/dem Taxi/dem Zug \fahren to go by bus/tram/taxi/trainerster/zweiter Klasse \fahren to travel [or go] first/second class; (als Fahrer) to drivezur Arbeit \fahren to drive to work; (mit dem Fahrrad) to cycle to workmit dem Auto \fahren to drive, to go by carmit dem [Fahr]rad/Motorrad fahren to cycle/motorcycle, to go by bike/motorcyclelinks/rechts \fahren to drive on the left/rightgegen einen Baum/eine Wand \fahren to drive [or go] into a tree/wallwie fährt man von hier am besten zum Bahnhof? what's the best way to the station from here?wer fährt? who's driving?\fahren Sie nach Heidelberg/zum Flughafen? are you going to Heidelberg/to the airport?\fahren wir oder laufen wir? shall we go by car/bus etc. or walk?wie lange fährt man von hier nach München? how long does it take to get to Munich from here?; (auf Karussell, Achterbahn)ich will nochmal \fahren! I want to have another ride!fahr doch bitte langsamer! please slow down!sie fährt gut she's a good driverich fahre lieber auf der Autobahn I prefer to drive on the motorwaymein Auto fährt nicht my car won't goheutzutage \fahren alle Bahnen elektrisch all railways are electrified these daysdie Rolltreppe fährt bis in den obersten Stock the escalator goes up to the top floor; s.a. Teufel2.<fährt, fuhr, gefahren>Hilfsverb: sein (losfahren) to go, to leavewir \fahren in 5 Minuten we'll be going [or leaving] in 5 minuteswann fährst du morgen früh? when are you leaving tomorrow morning?3.<fährt, fuhr, gefahren>Hilfsverb: sein (verkehren) to runwann fährt der nächste Zug nach Berlin? when is the next train to Berlin?der nächste Bus fährt [erst] in 20 Minuten the next bus [only] leaves in twenty minutesdie Bahn fährt alle 20 Minuten the train runs [or goes] every 20 minutesvon Lübeck nach Travemünde \fahren täglich drei Busse there are three busses a day from Lübeck to Travemündediese Fähre fährt zwischen Ostende und Dover this ferry runs between Ostend and Doverauf der Strecke Berlin-Bremen fährt ein ICE a high speed train runs between Berlin and Bremendieser Bus fährt nur bis Hegelplatz this bus only goes as far as Hegelplatzder Intercity 501 fährt heute nur bis Köln the intercity 501 will only run as far as Cologne today4.<fährt, fuhr, gefahren>Hilfsverb: sein (reisen)in [den] Urlaub \fahren to go on holidayins Wochenende \fahren to leave for the weekend; (tatsächlich wegfahren) to go away for the weekendfährst du mit dem Auto nach Italien? are you taking the car to Italy?, are you going to Italy by car?fahrt ihr nächstes Jahr wieder nach Norwegen? are you going to Norway again next year?5.<fährt, fuhr, gefahren>Hilfsverb: sein (bestimmtes Fahrverhalten haben)dieser Wagen fährt sehr schnell this car can go very fast, this car is a real goer famdas Auto hier fährt sehr ruhig this car is a very quiet runner6.<fährt, fuhr, gefahren>Hilfsverb: sein (blitzschnell bewegen)aus dem Bett \fahren to leap out of bedin die Höhe \fahren to jump up with a startjdm an die Kehle fahren Hund to leap at sb's throatin die Kleider \fahren to dress hastilyaus dem Schlaf \fahren to wake with a startblitzartig fuhr es ihm durch den Kopf, dass... the thought suddenly flashed through his mind that...diese Idee fuhr mir durch den Kopf, als ich die Bilder sah that idea came to me when I saw the picturesder Schreck fuhr ihr durch alle Glieder the shock made her tremble all overwas ist denn in dich gefahren? what's got into you?es fuhr mir in den Rücken suddenly I felt a stabbing pain in my back7.<fährt, fuhr, gefahren>sie fuhr mit dem Tuch über den Tisch she ran the cloth over the tablesie fuhr sich mit der Hand durchs Haar she run her fingers through her hair8.<fährt, fuhr, gefahren>Hilfsverb: sein (zurechtkommen)mit dieser Methode sind wir immer gut gefahren this method has always worked well for usmit jdm gut \fahren to get on all right with sb, to fare well with sbmit jdm schlecht \fahren to not fare [or get on] very well with sbmit ihr sind wir ganz schlecht gefahren she was a total loserII. TRANSITIVES VERB1.<fährt, fuhr, gefahren>Hilfsverb: haben (lenken)▪ etw \fahren to drive sthein Auto \fahren to drive a carein Fahrrad/Motorrad \fahren to ride a bicycle/motorbikewer von Ihnen hat das Auto gefahren? who drove?sie fährt einen roten Jaguar she drives a red Jaguar2.<fährt, fuhr, gefahren>Hilfsverb: sein (sich mit etw fortbewegen)▪ etw \fahren to drive sthAuto \fahren to drive [a car]Bus \fahren to ride on a busFahrrad/Motorrad \fahren to ride a bicycle/motorbikeSchlitten \fahren to go tobogganingSchlittschuh fahren to skateSki \fahren to skiZug \fahren to go on a train3.<fährt, fuhr, gefahren>Hilfsverb: haben (verwenden)ich fahre nur Diesel I only use dieselfährst du noch immer Sommerreifen? are you still using [or driving on] normal tyres4.<fährt, fuhr, gefahren>Hilfsverb: haben (befördern, mitnehmen)▪ jdn \fahren to take [or drive] sbjdn ins Krankenhaus \fahren to take sb to hospitalich fahre noch schnell die Kinder in die Schule I'll just take the kids to schoolich fahr' dich nach Hause I'll take [or drive] you home, I'll give you a lift home▪ etw \fahren Sand, Mist, Waren to take [or transport] sth5.<fährt, fuhr, gefahren>Hilfsverb: sein (eine Strecke zurücklegen)eine Umleitung \fahren to follow a diversioneinen Umweg \fahren to make a detourder 84er fährt jetzt eine andere Strecke the 84 takes a different route nowdiese Strecke darf man nur mit Schneeketten \fahren you need snow chains to drive on this route6.<fährt, fuhr, gefahren>Hilfsverb: sein (mit bestimmter Geschwindigkeit)90 km/h \fahren to be doing 90 km/hhier darf man nur 30 km/h \fahren the speed limit here is 30 km/hdieser Wagen hier fährt 240 km/h this car will do 240 km/hwas/wie viel fährt der Wagen denn Spitze? what's the car's top speed?7.<fährt, fuhr, gefahren>Hilfsverb: sein o haben SPORTein Rennen \fahren to take part in a racedie beste Zeit \fahren to do [or clock] the best timemit nur 4 Stunden fuhr er Bestzeit his time of only four hours was the bestdie Rennfahrerin fuhr einen neuen Weltrekord the racing driver set a new world recorddie Wagen \fahren jetzt die achte Runde the cars are now on the eighth lap8.<fährt, fuhr, gefahren>Hilfsverb: haben TECH▪ etw \fahren to operate stheinen Hochofen \fahren to control a blast furnace9.<fährt, fuhr, gefahren>ein Angebot/Sortiment nach oben/unten \fahren to increase/reduce an offer/a product rangedie Produktion mit 50 % \fahren to run production at 50%die Produktion nach oben/unten \fahren to step up/cut down productionein neues Programm \fahren to start [or launch] a new programme [or AM -gram10.<fährt, fuhr, gefahren>eine Sonderschicht in der Fabrik \fahren to put on an extra shift at the factoryÜberstunden \fahren to do overtime11.<fährt, fuhr, gefahren>Hilfsverb: haben RADIO▪ etw \fahren to broadcast sth12.<fährt, fuhr, gefahren>Hilfsverb: haben (kaputt machen)13.▶ einen harten Kurs \fahren to take a hard lineIII. REFLEXIVES VERB<fährt, fuhr, gefahren>Hilfsverb: habendieser Wagen/dieses Fahrrad fährt sich gut [o mit diesem Wagen/Fahrrad fährt es sich gut] it's nice to drive this car/to ride this bicyclebei solch einem Wetter fährt es sich herrlich it's wonderful to drive in that kind of weathermit einer Servolenkung fährt es sich viel leichter it's much easier to drive with power steering* * *1.unregelmäßiges intransitives Verb; mit sein1) (als Fahrzeuglenker) drive; (mit dem Fahrrad, Motorrad usw.) ridemit dem Auto fahren — drive; (herfahren auch) come by car; (hinfahren auch) go by car
mit dem Fahrrad/Motorrad fahren — cycle/motorcycle; come/go by bicycle/motorcycle
mit 80 km/h fahren — drive/ride at 80 k.p.h.
links/rechts fahren — drive on the left/right; (abbiegen) bear or turn left/right
langsam fahren — drive/ride slowly
2) (mit dem Auto usw. als Mitfahrer; mit öffentlichen Verkehrsmitteln usw./als Fahrgast) go ( mit by); (mit dem Aufzug/der Rolltreppe/der Seilbahn/dem Skilift) take the lift (Brit.) or (Amer.) elevator/escalator/cable-car/ski lift; (mit der Achterbahn, dem Karussell usw.) ride (auf + Dat. on); (per Anhalter) hitch-hikeerster/zweiter Klasse/zum halben Preis fahren — travel or go first/second class/at half-price
ich fahre nicht gern [im] Auto/Bus — I don't like travelling in cars/buses
3) (reisen) go4) (losfahren) go; leaveder Aufzug fährt heute nicht — the lift (Brit.) or (Amer.) elevator is out of service today
6) (verkehren) runder Bus fährt alle fünf Minuten/bis Goetheplatz — the bus runs or goes every five minutes/goes to Goetheplatz
von München nach Passau fährt ein D-Zug — there's a fast train from Munich to Passau
7) (betrieben werden)mit Diesel/Benzin fahren — run on diesel/petrol (Brit.) or (Amer.) gasoline
mit Dampf/Atomkraft fahren — be steam-powered/atomicpowered
8) (schnelle Bewegungen ausführen)in die Höhe fahren — jump up [with a start]
sich (Dat.) mit der Hand durchs Haar fahren — run one's fingers through one's hair
was ist denn in dich gefahren? — (fig.) what's got into you?
der Schreck fuhr ihm in die Glieder — (fig.) the shock went right through him
jemandem über den Mund fahren — (fig.) shut somebody up
aus der Haut fahren — (ugs.) blow one's top (coll.)
etwas fahren lassen — (loslassen) let something go; (fig.): (aufgeben) abandon something
2.gut/schlecht mit jemandem/einer Sache fahren — get on well/badly with somebody/something
unregelmäßiges transitives VerbAuto/Motorrad/Roller fahren — drive [a car]/ride a motorcycle/scooter
Bahn/Bus usw. fahren: go by train/bus — etc.
Kahn od. Boot/Kanu fahren — go boating/canoeing
Rollschuh fahren — [roller-]skate
Schlittschuh fahren — [ice-]skate
Aufzug/Rolltreppe fahren — take the lift (Brit.) or (Amer.) elevator/use the escalator
Sessellift fahren — ride in a/the chairlift
U-Bahn fahren — ride on the underground (Brit.) or (Amer.) subway
einen Umweg/eine Umleitung fahren — make a detour/follow a diversion
3) (befördern) drive, take < person>; take < thing>; < vehicle> take; <ship, lorry, etc.> carry < goods>; (zum Sprecher) drive, bring < person>; bring < thing>; < vehicle> bring4) mit sein80 km/h fahren — do 80 k.p.h.
hier muss man 50 km/h fahren — you've got to keep to 50 k.p.h. here
1:23:45/eine gute Zeit fahren — do or clock 1.23.45/a good time
7)ein Auto schrottreif fahren — write off a car; (durch lange Beanspruchung) run or drive a car into the ground
8) (als Treibstoff benutzen) use < diesel, regular>3.1)sich gut fahren — < car> handle well, be easy to drive
2) unpersin dem Wagen/mit dem Zug fährt es sich bequem — the car gives a comfortable ride/it is comfortable travelling by train
* * *fahren; fährt, fuhr, gefahrenA. v/i (ist)1. Person: (auch reisen) go (mit dem Aufzug/Bus etcich fahre öffentlich (mit öffentlichen Verkehrsmitteln) I use ( oder go by) public transport (US transportation);an den Straßenrand fahren pull over to the side of the road;nach Köln fährt man sieben Stunden mit dem Auto: it’s a seven-hour drive to Cologne; mit dem Zug: it’s a seven-hour train journey to Cologne, it’s seven hours on the train to Cologne;langsamer/schneller fahren slow down/accelerate;über einen Fluss/Platz etcfahren cross a river/square etc;ich will noch mal fahren auf Karussell etc: I want another ride2. (abfahren) leave, go;wir fahren in fünf Minuten we’re leaving in five minutessie fährt gut/schlecht she’s a good/bad driver5. (verkehren) run;das Boot/der Zug fährt zweimal am Tag the boat/train goes twice a day, there are two sailings/two trains a daydas Auto fährt ruhig the car is quiet(-running);mit Benzin/Diesel fahren Fahrzeug: run on petrol (US gas)/diesel; Person: have a petrol-(US gas)/diesel-engine car;mit Strom fahren be driven by electric power;mit Dampf fahren be steam-driven7.mit der Hand etcdurch/über etwas (akk)fahren run one’s hand etc through/over sth8.in etwas (akk)in die Kleider fahren slip into ( oder slip on) one’s clothes;9.etwas fahren lassen (loslassen) let go of sth;alle Hoffnung etc10. BERGB:in die Grube/aus der Grube fahren go down the pit/coe up out of the pit11. fig:gut/schlecht mit oderbei etwas fahren do well/badly out of sth;er ist sehr gut/schlecht damit gefahren he did very well/badly out of it;was ist nur in ihn gefahren? what’s got into him?;mir fuhr der Gedanke durch den Kopf, dass … it suddenly occurred to me that …;B. v/ter hat das Auto gegen den Zaun gefahren he drove the car into the fence;ein Auto zu Schrott fahren drive a car into the ground; bei einem Unfall: write a car off, US total a car;ein Schiff auf Grund fahren run a ship aground;jemanden über den Haufen fahren umg knock sb down, run sb over3. (ist) (Aufzug, Skilift) ride in; (Karussell, U-Bahn etc) ride on; (Segelboot) sail; (Ruderboot) row;Boot fahren go boating;Rad fahren cycle;Roller fahren scooter; (Motorroller) ride a scooter;Rollschuh fahren roller-skate;Schlittschuh fahren skate;Ski fahren ski4. (hat oder ist) (Strecke) cover, travel; (Kurve, anderen Weg etc) take; (Umleitung) follow; (Rennen) take part in;einen Umweg fahren make a detour;sie fuhren eine andere Strecke they took a different route;Kurven fahren weave about (US back and forth);Slalom fahren do a slalomwir fuhren gerade 100 km/h, als … we were doing 62 mph when …;8. (Sonderschicht) workC. v/r (hat):auf dieser Straße fährt es sich gut this is a good road to drive on* * *1.unregelmäßiges intransitives Verb; mit sein1) (als Fahrzeuglenker) drive; (mit dem Fahrrad, Motorrad usw.) ridemit dem Auto fahren — drive; (herfahren auch) come by car; (hinfahren auch) go by car
mit dem Fahrrad/Motorrad fahren — cycle/motorcycle; come/go by bicycle/motorcycle
mit 80 km/h fahren — drive/ride at 80 k.p.h.
links/rechts fahren — drive on the left/right; (abbiegen) bear or turn left/right
langsam fahren — drive/ride slowly
2) (mit dem Auto usw. als Mitfahrer; mit öffentlichen Verkehrsmitteln usw./als Fahrgast) go ( mit by); (mit dem Aufzug/der Rolltreppe/der Seilbahn/dem Skilift) take the lift (Brit.) or (Amer.) elevator/escalator/cable-car/ski lift; (mit der Achterbahn, dem Karussell usw.) ride (auf + Dat. on); (per Anhalter) hitch-hikeerster/zweiter Klasse/zum halben Preis fahren — travel or go first/second class/at half-price
ich fahre nicht gern [im] Auto/Bus — I don't like travelling in cars/buses
3) (reisen) go4) (losfahren) go; leave5) <motor vehicle, train, lift, cable-car> go; < ship> sailder Aufzug fährt heute nicht — the lift (Brit.) or (Amer.) elevator is out of service today
6) (verkehren) runder Bus fährt alle fünf Minuten/bis Goetheplatz — the bus runs or goes every five minutes/goes to Goetheplatz
mit Diesel/Benzin fahren — run on diesel/petrol (Brit.) or (Amer.) gasoline
mit Dampf/Atomkraft fahren — be steam-powered/atomicpowered
in die Höhe fahren — jump up [with a start]
sich (Dat.) mit der Hand durchs Haar fahren — run one's fingers through one's hair
was ist denn in dich gefahren? — (fig.) what's got into you?
der Schreck fuhr ihm in die Glieder — (fig.) the shock went right through him
jemandem über den Mund fahren — (fig.) shut somebody up
aus der Haut fahren — (ugs.) blow one's top (coll.)
etwas fahren lassen — (loslassen) let something go; (fig.): (aufgeben) abandon something
2.gut/schlecht mit jemandem/einer Sache fahren — get on well/badly with somebody/something
unregelmäßiges transitives VerbAuto/Motorrad/Roller fahren — drive [a car]/ride a motorcycle/scooter
Bahn/Bus usw. fahren: go by train/bus — etc.
Kahn od. Boot/Kanu fahren — go boating/canoeing
Rollschuh fahren — [roller-]skate
Schlittschuh fahren — [ice-]skate
Aufzug/Rolltreppe fahren — take the lift (Brit.) or (Amer.) elevator/use the escalator
Sessellift fahren — ride in a/the chairlift
U-Bahn fahren — ride on the underground (Brit.) or (Amer.) subway
einen Umweg/eine Umleitung fahren — make a detour/follow a diversion
3) (befördern) drive, take < person>; take < thing>; < vehicle> take; <ship, lorry, etc.> carry < goods>; (zum Sprecher) drive, bring < person>; bring < thing>; < vehicle> bring4) mit sein80 km/h fahren — do 80 k.p.h.
hier muss man 50 km/h fahren — you've got to keep to 50 k.p.h. here
1:23:45/eine gute Zeit fahren — do or clock 1.23.45/a good time
7)ein Auto schrottreif fahren — write off a car; (durch lange Beanspruchung) run or drive a car into the ground
8) (als Treibstoff benutzen) use <diesel, regular>3.1)sich gut fahren — < car> handle well, be easy to drive
2) unpersin dem Wagen/mit dem Zug fährt es sich bequem — the car gives a comfortable ride/it is comfortable travelling by train
* * *v.(§ p.,pp.: fuhr, ist/hat gefahren)= to drive v.(§ p.,p.p.: drove, driven)to navigate v.to ply between expr.to ride v.(§ p.,p.p.: rode, ridden) -
19 yürek
"1. heart. 2. courage, stoutheartedness, guts. 3. pity, compassion. 4. heart, heartstrings, emotions. 5. prov. stomach, belly. -ten very sincerely, from the heart, from the bottom of one´s heart. -ler acısı heartbreaking, heart-rending. -i ağzına gelmek for one´s heart to leap into one´s mouth/miss a beat/skip a beat. -i atmak 1. for one´s heart to beat. 2. for one´s heart to pound with excitement. -i bayılmak to be very hungry, be caving in. -i cız etmek/cızlamak to be suddenly overwhelmed by a flood of pity or compassion. - çarpıntısı 1. palpitation of the heart. 2. agitation, anxiety. -i çarpmak 1. for one´s heart to palpitate. 2. for one´s heart to pound with excitement. -i dar impatient; restive, fidgety. -i dayanmamak /a/ to be unable to bear, be unable to stand. -i delik troubled. -ine dert olmak /ın/ (for something) to be a source of pain and regret for (someone). -i dolu (someone) whose heart is full of bitterness over an old insult or wrong. -i ezilmek 1. to be very moved, for one´s heart to be wrenched. 2. to be very hungry, be caving in. -i ferahlamak to feel relieved, breathe easily, breathe freely. -i geniş carefree, happy-go-lucky, easygoing. -i hop etmek/hoplamak for one´s heart to miss a beat, for one´s heart to leap into one´s mouth; (for someone) to get a fright, have a fright. -ine inmek 1. (for a great sadness) to kill someone, deal someone a mortal blow. 2. to die then and there. 3. (for a sad event) to make someone suffer grievously, hit someone very hard. -ine işlemek /ın/ to wound or hurt (someone) deeply, cut (someone) to the quick. -i kabarmak 1. to feel sick at one´s stomach, feel nauseated. 2. for one´s heart to feel heavy; (for someone) to feel a tightness in one´s chest (owing to extreme sadness or suffering). -i kaldıramamak /ı/ to be unable to stand, be unable to bear (something). -ini kaldırmak /ın/ to make (one´s) heart miss a beat, give (one) a sudden fright. -i kalkmak to get excited or agitated, for one´s heart to begin to pound with excitement or agitation. -i kan ağlamak to be deeply grieved. -ine kar yağmak /ın/ to feel pangs of jealousy or envy. - karası 1. regret felt for a crime or misdeed one has committed. 2. crime or misdeed. -i kararmak to be beset by a feeling of pessimism or hopelessness, lose heart. -i katı hardhearted. -i katılmak for one´s heart to feel so tight that one can´t breathe easily (after weeping). - katılığı hardness of heart, hard-heartedness. -i kopmak to be stricken with a sudden, very sharp pain. -ine oturmak /ın/ 1. to plunge (someone) into deep sadness. 2. to affect one deeply, work its way into one. -i oynamak for one´s heart to miss a beat, for one´s heart to leap into one´s mouth; (for someone) to get a fright, have a fright. -i parçalanmak/parça parça olmak for one´s heart to be wrenched (upon seeing something sad). -i pek 1. hardhearted. 2. fearless, stouthearted. -ini pek tutmak to be brave, keep up one´s courage. -i rahatlamak to feel relieved, breathe easily, breathe freely. - Selanik /da/ coward, chicken: Onda yürek Selanik! He´s a chicken!/He´s chicken-livered! -i serinlemek to feel a bit less sad. -i sıkılmak to feel depressed or bored. -i sızlamak to be very moved (by a pathetic sight). -ine (soğuk) su serpilmek to alleviate (one´s) sadness, anxiety, or depression; to make (one) feel better, lighten or gladden (one´s) heart. -i şişmek to feel very weary, bored, or depressed (after having endured something for a long time). -i tükenmek/- tüketmek to wear oneself out (trying to explain something). - vermek /a/ to give (someone) courage, embolden. -i yağ bağlamak to feel very pleased (about), feel as pleased as Punch (about). -inin yağı erimek to be very sad or upset. -i yanık 1. (someone) whose heart is heavy with sorrow or anguish. 2. (someone) who´s been smitten by a disaster or calamity. -i yanmak/-ine od düşmek 1. to be deeply grieved, feel deep grief. 2. to feel very sorry. 3. to be smi -
20 ip
",-pi 1. light rope, cord; string. 2. prov. thread. - atlamak to jump rope. - cambazı ropedancer, tightrope walker. -e çekmek /ı/ to string (someone) up, hang (someone). -ini çekmek /ın/ to keep (someone) under control. -le çekmek /ı/ to be anxiously waiting for, be counting the days until. -i çözmek to sever relations with someone. -i çürük undependable. -e dizmek /ı/ to string. -leri elinde olmak /ın/ to exercise covert control over (something). -e gelesice/gelesi 1. low-down, damned. 2. bastard, scoundrel. - inceldiği yerden kopar. proverb Trouble begins at a weak spot. - ipullah sivri külah (someone) who has neither family nor possessions. - kaçkını colloq. gallows bird, person who deserves to be hanged. -ten kazıktan kurtulmuş colloq. hardened criminal, thug. -ini kesmek slang 1. to run away, flee, clear out. 2. /ın/ to leave (someone) penniless. -i kırık slang ne´er-do-well, hoodlum, hood. -i kırmak slang 1. to slip away; to clear out. 2. to quit one´s job. 3. to sever relations with someone. -ini kırmak slang to get out of hand, become unmanageable. -i koparmak 1. to quit one´s job. 2. to sever relations with someone. -ten kuşak kuşanmak to become poor. -iyle kuyuya inilmez. /ın/ colloq. You can´t depend on him. - merdiven rope ladder. -e sapa gelmemek to make no sense; to contain contradictions. -e sapa gelmez 1. confused; inconsistent; nonsensical. 2. vagabond, shiftless. -i sapı yok. colloq. It has no rhyme or reason. -ini sürümek to deserve to be hanged (for one´s crimes). -ini sürüyüp gezmek to wander around aimlessly, kill time. - takmak /a/ to try to harm (someone) behind his back. - takmamak /a/ slang not to give a damn (about). -in ucu elinde olmak /ın/ to be in control of things. -in ucunu kaçırmak to let things get out of hand, let something get out of control, let things go too far. -e un sermek to give someone a song and dance, try to put someone off with impossible excuses. "
См. также в других словарях:
give someone a hard time — informal phrase to be unpleasant to someone, or to criticize them a lot Has Luke been giving you a hard time? Thesaurus: to be cruel or unkind to someonesynonym to criticize, accuse or blamesynonym Main entry … Useful english dictionary
give someone a shout — spoken phrase to go and tell someone something Give me a shout when it’s ready. Thesaurus: to tell someone something, or to give informationsynonym Main entry: shout * * * … Useful english dictionary
give someone a dose of their own medicine — give someone a taste/dose/of their own medicine phrase to treat someone in the same bad way that they have treated someone else It’s time those cheats got a taste of their own medicine. Thesaurus: to treat someone in the same bad way they treat… … Useful english dictionary
give (someone) a hard time — 1. to criticize someone and make them feel guilty about something that they have done. I came home late one night last week and she s been giving me a hard time about it ever since. (often + about) 2. to treat someone severely or to cause… … New idioms dictionary
give the time of day — give (someone) the time of day chiefly US informal : to pay attention to someone usually used in negative statements No one would give us the time of day. I needed their help, but they wouldn t give me the time of day. • • • Main Entry: ↑day … Useful english dictionary
give someone a rough time — give (someone) a rough time to treat someone severely or to cause difficulties for them. The boss gives me a rough time if I make any mistakes … New idioms dictionary
give someone a taste of their own medicine — give someone a taste/dose/of their own medicine phrase to treat someone in the same bad way that they have treated someone else It’s time those cheats got a taste of their own medicine. Thesaurus: to treat someone in the same bad way they treat… … Useful english dictionary
give someone hell — (informal) 1 when I found out I gave him hell: REPRIMAND SEVERELY, rebuke, admonish, chastise, chide, upbraid, reprove, scold, berate, remonstrate with, reprehend … Useful english dictionary
give someone the time of day — [usu. with negative] be pleasantly polite or friendly to someone I wouldn t give him the time of day if I could help it * * * give (someone) the time of day chiefly US informal : to pay attention to someone usually used in negative statements No… … Useful english dictionary
give someone the time of day — (not) give (someone) the time of day informal to refuse to speak to someone because you do not like them or because you think you are better than them. He s so arrogant, he won t even give you the time of day … New idioms dictionary
give the time of day — (not) give (someone) the time of day informal to refuse to speak to someone because you do not like them or because you think you are better than them. He s so arrogant, he won t even give you the time of day … New idioms dictionary
